immunosuppressieve geneesmiddelen

Introductie

De immuunsysteem is de barrière die het lichaam beschermt tegen het binnendringen van ziekteverwekkers. Het bestaat uit een cellulair en een zogenaamd humoraal deel. Cellulaire componenten zijn bijvoorbeeld de macrofagen (“scavenger cells”), de natural killer-cellen en de lymfocyten.

Het humorale deel, dat wil zeggen het deel dat niet uit cellen bestaat, bevat onder andere antilichamen en verschillende vectorstoffen die bekend staan ​​als interleukinen. Onder normale omstandigheden, dwz in een gezond organisme, de immuunsysteem is in staat onderscheid te maken tussen de eigen lichaamsstructuren en de lichaamsvreemde structuren. Structuren die als buitenlandse worden erkend, worden vervolgens geëlimineerd door de immuunsysteem.

Soms is ons immuunsysteem echter defect. In een dergelijke situatie herkent het ten onrechte het eigen lichaamsweefsel als lichaamsvreemd, wordt een immuunreactie geactiveerd en begint het lichaam zichzelf aan te vallen. Dit heet auto-immuunziekten.

Voorbeelden van dergelijke ziekten zijn reumatiek, multiple sclerose or De ziekte van Crohn. In dergelijke gevallen worden medicijnen gebruikt die het immuunsysteem onder controle houden en de immunosuppressiva verlagen. Ze dempen immuunreacties en voorkomen zo dat het immuunsysteem zijn effectiviteit ontwikkelt. Daarnaast worden immunosuppressiva ook gebruikt om afstoting van het nieuwe orgaan daarna te voorkomen en te behandelen orgaan transplantatie.

Wanneer worden immunosuppressiva gebruikt?

Zoals hierboven vermeld, worden immunosuppressiva voornamelijk gebruikt in twee belangrijke gebieden van de geneeskunde. Enerzijds worden deze medicijnen gebruikt om afstotingsreacties na orgaantransplantaties te voorkomen, anderzijds zijn auto-immuunziekten goed te behandelen met immunosuppressiva. Orgaan transplantatie zou nooit mogelijk zijn geworden zonder de ontwikkeling van immunosuppressiva.

Organen kunnen alleen worden getransplanteerd als de weefselkenmerken van donor en ontvanger zo goed mogelijk overeenkomen. Ondanks het feit dat de weefseleigenschappen zo veel mogelijk overeenkomen, zal het lichaam het getransplanteerde orgaan altijd als lichaamsvreemd classificeren en het aanvallen via ontstekingsreacties. Immunosuppressiva houden hier het immuunsysteem onder controle en voorkomen zo dat het transplantaat wordt afgestoten.

Bij auto-immuunziekten richt het immuunsysteem zijn afweermechanismen niet tegen vreemd weefsel maar tegen zijn eigen componenten. Ook hier is het belangrijk om het immuunsysteem te dempen, zodat er geen grote weefselvernietiging optreedt. Auto-immuunziekten omvatten colitis ulcerosa, De ziekte van Crohn, myasthenia gravis en narcolepsie (slaapstoornis).