Functionele orthodontie

Functioneel orthodontie (FKO) is een orthodontisch behandelconcept dat tot doel heeft de zachte en harde weefsels van het kauwsysteem functioneel te stimuleren door het gebruik van apparaten die inherent passief zijn in de mondholte, zodat ze hun functionele spierpatronen veranderen en reageren met aanpassing en groei.

De theoretische benadering is om de craniomandibulair systeem (CMS; stomatognatisch systeem) als een functionele eenheid van harde weefsels zoals de craniale, cervicale en maxillaire botten en de zachte weefsels die eraan vastzitten, zoals de schouder, lip, wang en tong spieren.

Indicaties (toepassingsgebieden)

Terwijl actieve orthodontische apparaten specifiek inwerken op tanden en botstructuren, liggen functionele orthodontische apparaten (FKO-apparaten) bijna passief en drukloos in de mond en handelen zonder zelf kracht uit te oefenen: Elke keer dat de kaak sluit, bijv. bij het inslikken, stuurt een FKO-apparaat de onderkaak via de beweging van de onderkaak door middel van zijn ontwerp, dat is aangepast aan de telkens te corrigeren anomalie, in de gewenste uiteindelijke bijtpositie en tegelijkertijd het betrokken spierstelsel opnieuw traint. Door het spierfunctionele patroon te veranderen, wordt het functionele evenwicht waarop de behandeling gericht is, wordt op natuurlijke wijze gestabiliseerd. Houd de zachte weefsels van de lippen, wangen en tong veroorzaakt tractie op het onderliggende periosteum (bot huid), waardoor groeistimuli in het bot worden gegeven.

De procedures

De eliminatie van spierstoornissen en bevordering van structuren die bevorderlijk zijn voor natuurlijk tandstelsel ontwikkeling is niet gebonden aan een specifiek FKO-toestel; in plaats daarvan bestaat er een verscheidenheid aan wijzigingen aan het eerste apparaat, de zogenaamde activator, die dateert uit Andresen en Häupl. In wezen kunnen FKO-apparaten worden onderverdeeld in drie groepen. Wat ze allemaal gemeen hebben, is dat ze dienen als 'gymnastiektoestellen' voor CMS:

  1. Bimaxillaire apparaten: de bovenkaak en de onderkaak worden door één apparaat vastgegrepen. Een van de vele voorbeelden is de activator volgens Andresen en Häupl, de functieregulator volgens Fränkel en de bionator volgens Baltors;
  2. Dubbel plaatssystemen: ze beïnvloeden de bewegingen en positie van de onderkaak en de tong door middel van speciale voortbewegende of intrekbare elementen; als voorbeeld de dubbele voortbewegingsplaat (DVP);
  3. Apparaten gebaseerd op het principe van de orale vestibulaire plaat: ze houden lip en wangspieren weg van de tanden en tanddragende botstructuren, zorgen voor groeistimuli door stretching en voorkomen van permanente spierdruk op de harde weefsels. Uiteindelijk wordt het functionele spierpatroon geherstructureerd. Zachte weefsels, die gezond kunnen remmen tandstelsel ontwikkeling, worden dus zelf geremd in hun functie.

Cruciaal voor het succes van de therapie is de medewerking van de jonge patiënt, maar ook de motiverende ondersteuning van ouders, want een FKO toestel moet 16 uur per dag gedragen worden. Zeker in de moeilijke beginperiode van therapie, wanneer de patiënt worstelt met sterke speekselvloed en spraakproblemen, is alles vereist. Het wordt sterk aanbevolen om een ​​draagkaart bij te houden, waarmee de patiënt zelf zijn draaggedrag kan sturen. Als acceptatie niet voldoende is, moet naar alternatieve behandelingen worden gezocht.