Faryngitis: test en diagnose

De diagnose van keelholteontsteking (faryngitis) wordt in eerste instantie gemaakt op basis van het klinische uiterlijk en de symptomen die door de patiënt worden beschreven.

Laboratoriumparameters van de tweede orde - afhankelijk van de resultaten van de geschiedenis, fysiek onderzoek, enz. worden gebruikt voor differentiële diagnostische verduidelijking

  • Keeluitstrijkje - als bacteriële faryngitis wordt vermoed [Let op: ongeveer 50-80% van de faryngitis wordt veroorzaakt door virussen! Een keeluitstrijkje is gerechtvaardigd vanaf een gemiddelde Centor-score, zie hieronder 'Lichamelijk onderzoek']
    • Amandelenuitstrijkje voor ziekteverwekker en resistentie of snelle test voor groep A bèta-hemolytisch streptokokken (GABHS); vergeleken met kweek heeft dit een specificiteit (kans dat daadwerkelijk gezonde personen die de betreffende ziekte niet hebben ook in de test als gezond worden herkend) van 95%, terwijl de sensitiviteit (percentage zieke patiënten bij wie de ziekte wordt opgespoord door het gebruik van de test, dwz er treedt een positief testresultaat op) is significant lager met 70-90%.

    Monsterverzameling: druk de tong met een spatel en breng het wattenstaafje onder zicht “wrijven-draaien” over beide amandelen (faryngeale amandelen) of de lymfatische zijstrengen en de achterste faryngeale wand.

  • Klein aantal bloedcellen - als het Plummer-Vinson-syndroom wordt vermoed.
  • Bepaling van SS-A en SS-B antilichamen - als Syndroom van Sjogren wordt vermoed.
  • Mononucleosis-sneltest - wanneer mononucleosis (mononucleosis) wordt vermoed; die wordt geassocieerd met witachtige coatings en lymfadenopathie (weefselvocht knooppuntvergroting).
  • Indien nodig serologie: antilichamen tegen adenovirussen, coxsackie virussen, ECHO-virussen, invloed A en B virussen, chlamydia, Epstein-Barr virus (EBV), streptokokken (ASL), para-influenza virussen, respiratoir syncytieel virus (RSV).