Fantasie: functie, taken, rol en ziekten

Fantasie is de creatieve kracht van het denkbewustzijn en dient als een creatief element voor empathie, kunst en elke vorm van probleemoplossing. In zijn tijd zag Sigmund Freud fantasie als een uitlaatklep voor rijplezier. Tegenwoordig is fantasie voor de psychologie in de eerste plaats een alternatieve verwerking van de werkelijkheid.

Wat is fantasie?

Fantasie is de creatieve kracht van het denkbewustzijn en dient als een creatief element voor empathie, kunst en elke vorm van probleemoplossing. In de psychologie wordt de menselijke geest denkbewustzijn genoemd en is het de som van alle innerlijke processen. Naast gedachten en gevoelens omvat het ook geëvalueerde percepties of herinneringen. Het denkende bewustzijn zou zijn eigen creatieve kracht hebben. Het kan dus na-effecten van een waarneming produceren, hoewel er gewoon geen waarneming plaatsvond. Dit vermogen van het bewustzijn wordt door de psychologie fantasie genoemd. Volgens Wilhelm Wundt is fantasie het denken in sensuele losse ideeën of afbeeldingen. Fantasie is dus een creatief vermogen waarmee wordt geassocieerd geheugen zowel afbeeldingen als verbeeldingsafbeeldingen. Het verwijst echter ook naar taalkundige of logische ideeën die enige verbeeldingskracht vereisen. Door verbeelding wordt een innerlijke wereld gecreëerd uit innerlijke beelden, waarvan het resultaat fantasma wordt genoemd. In de neurowetenschappen werden verbeeldingskracht, creativiteit en inventiviteit beschouwd als tamelijk onontgonnen gebieden. Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat verbeelding, in de context van creativiteit, de hersenen's geheugen winkel. Ondertussen gedraagt ​​de prefrontale cortex zich rustig zodat informatie uit de geheugen systeem kan opnieuw worden gecombineerd.

Functie en taak

Als productiekracht van bewustzijn is de verbeelding een speciale vorm van werkelijkheidsverwerking. Het ontwerpt alternatieven voor de werkelijkheid en kan daarbij aan verschillende behoeften voldoen. Fantastische alternatieven stellen mensen bijvoorbeeld in staat hun persoonlijke ervaringsruimte te vergroten. Fantasie stelt mensen daarentegen ook in staat om te anticiperen op toekomstige gevolgen. Ten slotte kan creatieve kracht fungeren als een vervangende voldoening. Een beschadigd zelfvertrouwen kan in fantasie worden gecompenseerd met bijvoorbeeld dagdromen of utopieën. Op deze manier stabiliseert fantasie het gevoel van welzijn en narcistisch evenwicht​ Tegelijkertijd worden schandelijke ervaringen afgestoten. Sigmund Freud vermoedde drijfveren achter fantasieën. Volgens zijn overtuiging worden onuitgesproken en onderdrukte drijfveren in fantasie gecompenseerd. De creatieve kracht van het bewustzijn dient dus als een instrument voor de bevrediging van verlangen en is, volgens psychodynamische ideeën, om zo te zeggen slechts een klep van de bevrediging van de drive. In vroege experimenten in de psychologie was deze veronderstelling blijkbaar bevestigd. Studenten speelden hun agressie uit na beledigingen, bijvoorbeeld in fantasie. Meer recent onderzoek in de psychologie van lerenvertoont echter tegengestelde resultaten. Er bestaat nu een consensus over het grote nut van fantasie voor interpersoonlijke empathie. Het begrijpen van een andere persoon is dus grotendeels afhankelijk van verbeeldingskracht. Tegelijkertijd is de wetenschap het eens over het creatieve element van de verbeelding. Fantasieën worden zelfs beschouwd als een essentiële voorwaarde voor kunst en worden gezien als de bron van creativiteit. Fantasie speelt ook een rol bij doelgericht handelen. Bij het oplossen van problemen hebben mensen bijvoorbeeld een idee nodig van hoe ze het probleem kunnen oplossen. Het doel van actie wordt gevisualiseerd als een doel of verlangen, zodat een doelgerichte actie mogelijk is. In de wetenschappen maakt verbeelding ook cognitie mogelijk. Het vermogen is bijvoorbeeld relevant voor de synthese van bevindingen en empirische observaties, die alleen door interpretatief werk een bepaalde betekenis geven.

Ziekten en kwalen

Fantasieruimte verschilt van persoon tot persoon. Het vermogen tot uitgebreid fantaseren is dus niet bij iedereen even sterk en houdt waarschijnlijk zowel verband met intellect als met zelfbeheersing en vooral met de mogelijkheid van diverse ervaringen. Voor de psychologie speelt fantaseren vooral een rol wanneer het abnormale proporties aanneemt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij gewelddadige fantasieën of zelfs moordfantasieën. Regelmatige moordfantasieën worden nu bijvoorbeeld geassocieerd met schoolrampjes. Agressie en geweld worden daarbij gezien als een cognitief script dat met name in stand wordt gehouden door media-invloeden en negatieve interpersoonlijke ervaringen. Vooral vroege socialisatie-ervaringen zijn relevant voor gewelddadige fantasieën. Zo vertonen kinderen met gedragsproblemen meer gewelddadig fantasiespel dan hun leeftijdsgenoten. Overwegend worden kinderen met een lage zelfbeheersing beïnvloed door de abnormale fantasieën. Sociaal interacties lijken de fantasieën te activeren. Dit geldt in het bijzonder voor hen interacties die de getroffen persoon als bedreigend of vernederend ervaart. De gewelddadige fantasieën zijn daarmee een soort reactie op een vermeend verlies van controle in de sociale omgeving. Door te fantaseren over toekomstige gewelddaden voelt de getroffen persoon zich vaak weer de baas en vermindert daarmee het gevoel van spanning​ Sommige auteurs noemen dit een copingstrategie met agressieve impulsen die dienen om agressie te verminderen. Aan de andere kant tonen onderzoeken aan dat de fantasieën in de toekomst agressief gedrag zullen versterken. Een bijzonder gevaar is altijd aanwezig wanneer de getroffen persoon zijn gewelddadige fantasieën misbruikt als een regelmatige ontsnapping uit de realiteit en zich laat meeslepen naar een geleidelijk verlies van de realiteit. Niet alleen gewelddadige fantasieën, maar ook uitgebreide fantasieën van welke aard dan ook, kunnen overeenkomen met een ontsnapping uit de realiteit en leiden tot een geleidelijk verlies van de realiteit. Traumatiserende ervaringen kunnen dit verlies van de werkelijkheid in de hand werken. Jonge slachtoffers van verkrachting construeren bijvoorbeeld vaak een fantasiewereld waarin ze zich kunnen terugtrekken om de traumatische situatie niet bij bewustzijn te hoeven ervaren. Vermoedelijk kunnen neurologische aandoeningen of verwondingen ook abnormale, abnormaal sterke of abnormaal verminderde fantasieën veroorzaken. Vanwege het gebrek aan onderzoek op dit gebied is deze relatie tot op heden echter relatief onduidelijk.