Dialectische gedragstherapie | Therapie van het borderline-syndroom

Dialectische gedragstherapie

Dialectisch gedragstherapie is een vorm van psychotherapie ontwikkeld door psychologen en vaak gebruikt bij patiënten met borderline-syndroom. Het is in principe een cognitieve gedragstherapie, maar het werkt ook mee meditatie oefeningen om de patiënt te helpen een nieuwe manier van denken te verwerven. In principe kan men zeggen dat de therapie twee uitgangspunten heeft.

De eerste is de dialectische benadering, die inhoudt dat tegengestelde standpunten worden erkend, geaccepteerd en geprobeerd een tussenweg te vinden. Dit kan betekenen dat patiënten moeten inzien dat ze in moeilijke situaties niet zonder uitzondering met buitensporige woede moeten reageren, maar dat ze de situatie als zodanig accepteren en op feiten een gesprek proberen te voeren. De tweede benadering, de gedragsbenadering, verwijst naar een dergelijke gedragsverandering.

Het gaat hier bijvoorbeeld om het belonen van goed gedrag en het daarmee promoten. Dialectischgedragstherapie wordt niet alleen gebruikt bij borderline-patiënten, maar ook bij patiënten met eetstoornissen. De therapie kan worden uitgevoerd op intramurale of poliklinische basis, in individuele therapie of in groepstherapie.

Daarnaast is er een farmacotherapie die werkt met het gebruik van medicijnen. Hier bijvoorbeeld neuroleptica of antidepressiva worden toegediend om het voor de patiënten gemakkelijker te maken om met de aanstaande therapie te beginnen. Anders wordt het gebruik van dergelijke medicijnen niet aanbevolen voor borderline-patiënten.

Belangrijker is de individuele therapie. Gedurende deze tijd moet de patiënt zijn problemen aanpakken en proberen ze op te lossen. Bij de individuele therapie is het belangrijk dat de patiënt en de therapeut tot een overeenkomst komen waarin de patiënt zich ertoe verbindt om zo goed mogelijk samen te werken en de therapie niet te onderbreken (helaas is dit vaak het geval bij borderline patiënten) en de de therapeut verbindt zich er op zijn beurt toe al het mogelijke te doen om de patiënt te helpen.

De patiënt dient dan gedurende een bepaalde tijd een dagboek bij te houden waarin zowel negatieve gebeurtenissen en zelfmoordgedachten als positieve ervaringen worden vastgelegd. Naast de individuele therapie moet er altijd een telefoondienst voor noodgevallen beschikbaar zijn, omdat er tijdens de therapie situaties kunnen ontstaan ​​waarin geen therapeut beschikbaar is en de patiënt zich overweldigd voelt. Op deze momenten moet er de mogelijkheid zijn om contact op te nemen met de therapeut of een andere persoon die bekend is met de borderlinetherapie.

Aansluitend op de individuele therapie vindt groepstherapie plaats, die bestaat uit vijf modules. Een daarvan is innerlijke opmerkzaamheid. Hier is het belangrijk dat de patiënt kan beschrijven en beseffen wat hij voelt.

Als de patiënt zich gelukkig voelt, moet hij dit kunnen laten zien (bijvoorbeeld door te glimlachen) en dit ook kunnen communiceren naar zijn omgeving, als hij zich verdrietig voelt, moet hij dit gevoel ook verwoorden, enzovoort. De volgende module is de zogenaamde stresstolerantie. Hierbij is het belangrijk dat de patiënt niet direct emotioneel reageert in stressvolle situaties, maar de situatie eerst op zichzelf laat beïnvloeden en vervolgens realistisch nadenkt of de situatie goed beheersbaar is.

De derde module gaat over het omgaan met gevoelens. Hier is het belangrijk dat de patiënt de gevoelens kan classificeren die in hem opkomen. Hij moet onderscheid kunnen maken tussen blij, hoopvol, boos, verdrietig en alle andere gevoelens.

Hierdoor heeft de patiënt controle over elke situatie en elke emotie. De vierde module houdt zich bezig met het opbouwen van een sociaal netwerk, dwz met interpersoonlijke vaardigheden. Hier moet de patiënt leren hoe hij mensen het beste kan benaderen, hoe hij met hen om kan gaan en ook hoe hij af en toe een tegenslag of teleurstelling kan ondergaan, maar die door een vriendschap kan worden vergeven.

Hierbij is het belangrijk dat de patiënt leert dat hij of zij ook op de achtergrond kan zijn om een ​​vriendschap te onderhouden. De laatste module gaat over eigenwaarde. De patiënt moet leren dat hij zelf een persoon is die anderen en vooral hijzelf moeten waarderen. Dat hij positieve gedachten over zichzelf mag hebben en dat hij iets goeds voor zichzelf kan doen. Al deze modules moeten worden ontwikkeld en geïnternaliseerd in groepstherapie.