Arachnophobia

Synoniemen in bredere zin

Spinnenangst, angst voor spinnen, arachnofobie Engels: arachnofobie Arachnofobie is een soort specifieke angst. De term komt uit het Oudgrieks en betekent angst voor spinnen (arachnofobie). Het beschrijft de angst voor spinnen, die overdreven en ongegrond is, omdat er geen echt gevaar is. De angst hoeft niet altijd te beginnen bij de confrontatie met een echte spin, maar kan ook worden uitgelokt door plaatjes of speelgoed waarop een spin staat afgebeeld.

Epidemiologie

Arachnofobie is wijdverbreid, zowel in Duitsland als in heel Europa. In totaal lijdt ongeveer 10% van de bevolking in Duitsland aan een dergelijke fobie. De angst voor spinnen komt het meest voor bij dierenfobieën.

Vooral vrouwen (90-95%) komen veel voor. Er zijn nauwelijks giftige spinnen in Europa. Niettemin lijden meer mensen aan de angst voor spinnen in EU-landen dan in gebieden waar de giftige spinnen vaker voorkomen (bijv. Regenwouden).

Symptomen

De symptomen die optreden bij patiënten in een angstige situatie (echte ontmoeting met een spinachtige) zijn vergelijkbaar met de algemene symptomen van specifieke angst. Niet elke getroffen persoon vertoont dezelfde symptomen in dezelfde mate. Het type en de intensiteit van de symptomen bepalen ook het type en de duur van de behandeling.

De angst veroorzaakt door een spinachtige kan zich manifesteren op drie verschillende niveaus: De angsten die worden veroorzaakt door de gedachte aan een spinachtige of door de confrontatie met zo'n dier zijn meestal sterk overdreven en passen niet in de betreffende situatie. De hierboven beschreven angst kan dus vaak leiden tot panieksymptomen, die voor de betrokken persoon enorm veel leed vertegenwoordigen. Bovendien is de aandacht van de getroffen persoon meestal erg gefocust.

Getroffen personen zoeken meestal naar mogelijke spinnen in kamers die ze binnenkomen of waarin ze verblijven. Als het gaat om een ​​confrontatie met een spinachtige (in werkelijkheid, of in de vorm van een plaatje / speeltje enz.), Reageert de getroffen persoon meestal met een gevoel van ongemak tot aan de vlucht en sterke fysieke symptomen (zweten, trillen, hartkloppingen, kortademigheid, etc.)

Personen die lijden aan arachnofobie / spinnenangst zijn vaak niet in staat om hun angsten zelf te beheersen of om de ongepastheid van angst in de betreffende situatie in gedachten te houden. - subjectief: door middel van verhalen over iemands eigen angsten voor spinnen. - in gedrag: vermijden van de door angst getroffen plaatsen en objecten waar een confrontatie met een spin kan zijn.

  • Lichamelijk: er treden lichamelijke reacties op in verband met de spin (bijv. Zweten, beven, versnelde hartslag etc.),

De factoren die worden gebruikt om de ontwikkeling van arachnofobie te verklaren, zijn ook gebaseerd op de verklarende benaderingen van de specifieke angst. Hier wordt een multidimensionale benadering gebruikt, dat wil zeggen dat vele oorzaken hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van arachnofobie.

De verklarende benaderingen kunnen in drie verschillende groepen worden samengevat: De ontwikkeling van arachnofobie wordt meestal verklaard door leren theorieën. Voor veel van de getroffenen "leren vanuit een model ”(observationeel leren, een vorm van leren) speelt een grote rol bij de ontwikkeling van hun arachnofobie. Al in jeugd, observeren mensen het gedrag van hun ouders of naaste familieleden zeer nauw.

Als de moeder van het kind aan arachnofobie lijdt en de angst al heel duidelijk is in haar gedrag als het kind nog klein is, heeft het kind dit gedrag waargenomen als reactie op een spin en heeft het dit verband (spin en moedersangst) geleerd. Aangenomen wordt dat deze kinderen tijdens hun leven ook vaak arachnofobie ontwikkelen, hoewel ze zelf geen negatieve ervaringen met de spinachtigen mogen hebben gehad. Een aanwijzing voor deze aanname is de toegenomen angst voor spinnen, die bij verschillende gezinsleden kan worden waargenomen.

In tegenstelling tot andere specifieke fobieën, zoals angst voor vliegen, is arachnofobie niet altijd gebaseerd op een traumatische gebeurtenis als trigger voor arachnofobie. - Theorie-factoren leren

  • Neurobiologische factoren
  • Individuele variaties

Om de diagnose arachnofobie te kunnen stellen, vraagt ​​een therapeut / arts in een persoonlijk gesprek (klinisch interview) meestal naar het gedrag van de betrokkene. Tijdens het gesprek probeert de therapeut / arts te achterhalen of het gedrag en de gedachten van de patiënt passen bij de diagnostische criteria (criteria van een specifieke angst) waaraan moet worden voldaan om de diagnose arachnofobie te stellen.

De patiënt wordt bijvoorbeeld gevraagd wanneer de angst is begonnen, wanneer deze optreedt, welke symptomen de persoon heeft opgemerkt. Als alternatief worden specifieke vragenlijsten gebruikt, die ook vragen naar de aanwezigheid van bovenstaande criteria. Met behulp van deze handelingen kan de therapeut / arts ook uitsluiten dat de betrokkene een ander ziektebeeld heeft.