Agorafobie en claustrofobie

Introductie

In de volksmond is claustrofobie de angst voor besloten ruimtes. Deze definitie is echter niet volledig. Ook voor de zogenaamde agorafobie wordt gebruikt als synoniem claustrofobie.

Hier is de patiënt bang voor situaties waarin hij weerloos wordt blootgesteld aan gênante symptomen of hulpeloze omstandigheden. De psychiatrische achtergrond voor beide Angst stoornissen is goed onderzocht en gedocumenteerd. Er zijn echter significante verschillen tussen claustrofobie en agorafobie. Dit laatste gaat vaak gepaard met een paniekstoornis, waardoor het lijden van de patiënt verder toeneemt.

Veroorzaken

Het bepalen van de oorzaak van een gevoel van claustrofobie is in het verleden moeilijk gebleken. Bij de ontwikkeling van angst in het algemeen en in het bijzonder spelen verschillende aspecten een rol. Er zijn verschillende theorieën ontwikkeld om de oorzaken van een angst- of paniekstoornis te verklaren.

Aangenomen moet echter worden dat niet slechts één model van toepassing is, maar dat het waarschijnlijk de interactie is die de ziekte veroorzaakt. In de leren theoretisch verklaringsmodel, wordt aangenomen dat claustrofobie in de loop van de tijd is geleerd. Negatieve gebeurtenissen worden geassocieerd met specifieke objecten of locaties, bijvoorbeeld een lift of een openbaar plein.

Ofwel is de ervaring direct gerelateerd aan de stimulus (bv. Vast komen te zitten in een lift) ofwel is de ervaring onbedoeld gekoppeld aan de stimulus via zogenaamde conditionering. Dat laatste gebeurt meestal bij toeval: een negatieve ervaring gebeurt op een bepaalde plek (bijvoorbeeld een openbare plek) en de gevoelens worden dan geassocieerd met de locatie. Als ze terugkeren, worden de bijbehorende gevoelens ontwikkeld.

De Griekse filosoof Epiktet omschreef deze omstandigheid als volgt: “Het zijn niet de dingen op zich die de mens zorgen baren, maar zijn kijk op de dingen. "Als Angst stoornissen worden onderzocht op hun psychodynamische achtergrond, is het bijzonder eenvoudig om een ​​verband te leggen tussen het onderliggende karakter van de patiënt en de ervaring van angst bij claustrofobie. Als de patiënt in het echte leven geen grenzen kan laten zien en meer dan gemiddeld in beslag wordt genomen door interpersoonlijke relaties, kan dit een fundamentele angst voor opsluiting veroorzaken.

De patiënt ontwikkelt claustrofobie - een angst voor besloten ruimtes. Er wordt ook aangenomen dat de biochemische processen die plaatsvinden in de hersenen Evenals genetische aanleg beïnvloeden de ontwikkeling van angst- en paniekstoornissen bij sommige patiënten. Omdat elke persoon een ander DNA heeft, zijn er ook (soms minimale) verschillen in de hersenen.

De gebieden waarin de biochemische processen voor de ontwikkeling van emoties plaatsvinden, worden niet uitgesloten en zijn daarom ook individueel meer of minder vatbaar voor overeenkomstige aandoeningen. Het gebied van neurobiologische en neurochemische aspecten is echter buitengewoon gecompliceerd en er is weinig onderzoek naar gedaan. Angst in het algemeen, maar ook Angst stoornissen zoals claustrofobie, kunnen bijkomende symptomen zijn van een andere onderliggende ziekte.

Hierbij spelen verschillende psychiatrische ziekten zoals psychosen, waanvoorstellingen of persoonlijkheidsstoornissen een rol, maar ook diverse lichamelijke aandoeningen. Vooral complicaties met hart- en long angst voor de dood veroorzaken bij getroffen patiënten. Hart aanvallen, hartritmestoornissen, kortademigheid of allergische reacties schokken zijn slechts enkele voorbeelden van angstaanjagende somatische (lichamelijke) ziekten. Als bijwerking van drugsgebruik kunnen angst- en paniekstoornissen leiden tot zogenaamde “horror trips”. Het gevaar komt hier voornamelijk van stoffen die triggeren hallucinaties (LSD, hallucinogene paddenstoelen) of hebben een activerend, euforisch karakter (amfetaminen, cocaïne, extase).