Walnoot boom

Het huis van de okkernoot boom is Zuidoost-Europa, China, Centraal-Azië en het gebied dat zich uitstrekt van Klein-Azië tot Noord-India. De boom wordt nu gekweekt in Noord-Afrika, Noord-Amerika, Oost-Azië en in heel Europa. Het bladmateriaal is afkomstig van import uit de Oost- en Zuidoost-Europese landen.

Walnotenboom in de kruidengeneeskunde

In kruidengeneeskunde, voornamelijk de volledig gerande bladeren van de okkernoot boom (Juglandis folium), bevrijd van de rachis, worden gebruikt, en zeldzamer de buitenste fruitschalen (Juglandis fructus cortex).

Walnotenboom: bijzondere kenmerken

Walnoot bomen groeien tussen 10 en 25 m hoog. Ze dragen grote, oneven geveerde bladeren die eerst roodachtig, later groen zijn. De vrouwelijke bloemen hangen per twee of drie aan de uiteinden van de takken, terwijl de mannelijke bloemen in lange katjes naar beneden hangen.

De walnoot is een steenvrucht omgeven door een aanvankelijk gladde groene schaal; later wordt de schaal bruin. Binnen in de harde walnoot zitten de bruine, kraakbeenachtige zaadlobben, die eetbaar zijn en een populair ingrediënt in granen, cakes, salades en vele andere gerechten. Ook eetbaar zijn de noten van de zwarte walnoot (Juglans nigra) en die van de grijze walnoot (Juglans cinerea).

Walnootblaadjes als medicijn

Het afgeknipte medicijn bestaat aan beide zijden uit bruingroene, broze en haarloze bladfragmenten. Alleen met een vergrootglas kunnen er kleine plukjes van haar te zien aan de onderkant van de bladeren. De bladnerven zijn ook duidelijk zichtbaar.

Walnotenblaadjes geven een zwakke aromatische geur af. De smaak van de bladeren is licht bitter, krassend en samentrekkend.