Thyroxinesynthese | Thyroxine

Thyroxine synthese

De synthese van thyroxine vindt plaats in de schildklier. De schildklier absorbeert jodium van het bloed en brengt het over naar het zogenaamde "thyroglobuline". Thyreroglobuline is een ketenachtig eiwit dat wordt aangetroffen in de schildklier, wat de basis is voor de synthese van de schildklier hormonen. Wanneer jodium wordt overgedragen, worden moleculen met drie of vier jodiumatomen gevormd. In de laatste stap worden delen van de eiwitketen gescheiden en, afhankelijk van het aantal jodium atomen, de finale hormonen T3 (trijoodthyronine) en T4 (tetraiodothyronine / thyroxine) worden gevormd.

Regelgevingsmechanisme

hormonen, als boodschappersubstanties van het lichaam, zijn verantwoordelijk voor de regulering van verschillende processen. Om hun effect te beheersen, zijn ze zelf echter onderworpen aan een zeer complex en gevoelig reguleringsmechanisme. De oorsprong bevindt zich in een centrale regio van de hersenen, de "hypothalamus'.

Hier wordt regelmatig het hormoon "TRH" (thyrotropine releasing hormoon) aangemaakt. TRH wordt vrijgegeven in de bloed en migreert naar het volgende station van het regelcircuit, de hypofyseof "hypofyse". Daar veroorzaakt het de afgifte van een ander hormoon, de "TSH”(Schildklierstimulerend hormoon), dat nu weer in de bloed en bereikt zijn eindbestemming, de schildklier.

TSH signaleert de schildklier om vrij te geven thyroxine (T4) en trijoodthyronine (T3), die met het bloed in het lichaam worden verdeeld en nu hun daadwerkelijke effect kunnen produceren. Het reguleringsmechanisme is echter niet alleen in de ene richting mogelijk, maar ook in de andere. T3 en T4 hebben een remmend effect op zowel TRH als TSH​ Dit mechanisme wordt in de geneeskunde "feedbackremming" genoemd. De schildklierhormonen geef zo ​​feedback over hoeveel hormonen er al zijn uitgescheiden en voorkom zo overproductie.

Hormoon klasse

Schildklierhormonen behoren net als thyroxine (T4) en trijoodthyronine (T3) tot de zogenaamde "lipofiele" hormonen, wat betekent dat ze vetoplosbaar zijn. Ze verschillen van de in water oplosbare (hydrofiele) hormonen doordat ze slecht oplosbaar zijn in het bloed en daarom gebonden moeten zijn aan zogenaamd transport eiwitten​ Hun voordeel is echter dat ze enerzijds een langere levensduur hebben en anderzijds de eveneens lipofiele celmembraan zeer gemakkelijk en kunnen hun signalen rechtstreeks naar het DNA in de celkern.