Samenstelling van lichaamsweefsels

Algemene informatie over lichaamssamenstelling

Het menselijk organisme bestaat grotendeels uit vetweefsel, botten, water en spieren, evenals ander zacht weefsel. Omdat vet een grotere ruimte inneemt dan spieren in ons lichaam, is de lichaamssamenstelling samen met het gewicht een belangrijke factor in het algehele lichaamsbeeld. Twee mensen van dezelfde grootte en hetzelfde gewicht kunnen er bijvoorbeeld heel verschillend uitzien als hun lichaamssamenstelling heel anders is.

Tegenwoordig wordt aangenomen dat vooral de hoeveelheid lichaamsvet en de verhouding hiervan tot vetvrije lichaamsmassa een belangrijke rol spelen bij het ontstaan ​​van sommige ziekten. Het meten van de lichaamssamenstelling speelt een steeds belangrijkere rol in de klinische routine, hoewel de bepalingsmethoden sterk kunnen variëren van kliniek tot kliniek. Het steeds groter wordende aantal te zwaar mensen in de bevolking en de bewezen correlatie tussen zwaarlijvigheid en levensbedreigende ziekten maken de bepaling van de lichaamssamenstelling tot een belangrijk instrument in het dagelijkse medische leven.

Classificatie

De lichaamssamenstelling kan worden onderverdeeld in verschillende groepen / compartimenten. De respectievelijke classificatie wordt beschreven in verschillende modellen van lichaamscompartimenten. Het 1-vaks model bevat maar één grote: het gewicht.

Dit wordt bepaald met behulp van een personenweegschaal, waardoor verdere analyses over de samenstelling niet mogelijk zijn. Het 2-compartimentmodel, waarbij in principe onderscheid wordt gemaakt tussen vet- en vetvrije massa, inclusief magere massa. Binnen de vetvrije massa kan dit model ook onderscheid maken tussen mineralen, eiwitten en water.

Het 3-compartimentenmodel vertegenwoordigt een verdeling van de magere massa in twee verschillende componenten. In het model wordt deze magere massa (FFM) verdeeld in lichaamscelmassa (BCM) en extracellulaire massa (ECM). De BCM omvat spieren, interne organen en de cellen van de immuunsysteem en functioneert als metabolisch actief weefsel en eiwitopslag van het lichaam, terwijl de ECM verwijst naar bindweefsel, botten, extracellulair water (ECW) en plasma.

Bijgevolg kan het 3-compartimentenmodel worden uitgebreid met twee extra maten: intracellulair water (ICW), dat een onderdeel is van de lichaamscellen (BCM) en extracellulair water (ECW), dat zich buiten de cellen bevindt en dus een deel vertegenwoordigt. van de extracellulaire massa. Samen vormen deze twee hoeveelheden het totale lichaamswater, ook wel TBW (totaal lichaamswater) genoemd. De modellen verschillen in de juistheid van de beschrijving en onderverdeling van de samenstelling van de stoffen die in het lichaam voorkomen, maar geen van de modellen is onjuist. Verdere onderverdelingen zouden gemaakt kunnen worden, maar verdere onderverdelingen zijn klinisch meestal niet logisch.