Oefeningen voor de onderste rechte buikspieren | De meest effectieve oefeningen voor het perfecte wasbord

Oefeningen voor de onderste rechte buikspieren

Met de verschuifbare handdoekpunt vindt de samentrekking vooral in het onderste plaats buikspieren van de rechte buikspier (M. rectus abdominis). Beide voeten staan ​​dicht bij elkaar en met gestrekte benen op een handdoek op de grond. De handen liggen ook op de grond met gestrekte armen, schouderbreed direct voor de voeten.

De startpositie lijkt op een omgekeerde "V". Vanuit deze positie schuiven de gestrekte benen zo ver mogelijk naar achteren. Het bovenlichaam wordt dus gestrekt en spant de gehele rompspieren.

De armen blijven de hele beweging gestrekt. Door het lagere samen te trekken buikspieren, de gestrekte benen worden teruggebracht naar de handen en de heupen zakken in elkaar. De hoofd staat altijd in een rechte positie als verlenging van de wervelkolom.

Ademen uit is altijd tijdens de contractie. De Omgekeerde crunch traint vooral de lagere buikspieren van de rechte buikspier (M. rectus abdominis). Bij deze oefening wordt het bovenlichaam niet opgerold richting de knieën, maar worden de benen opgerold richting het plafond.

In rugligging worden beide benen gestrekt in een hoek van 90 ° met het bovenlichaam en rusten de armen aan de zijkanten van het bovenlichaam met de handpalmen op de grond. De lumbale wervelkolom staat tijdens de hele beweging in contact met de vloer. Door de samentrekking van de onderbuikspieren worden beide benen naar het plafond geleid.

Daarbij stijgen de billen iets van de grond. De handpalmen ervaren in deze positie de nodige tegendruk. Vanuit deze positie worden de billen weer neergelaten en vindt er een nieuwe contractie plaats.

De hoofd staat altijd in een rechte positie als verlenging van de wervelkolom. Uitademen vindt altijd plaats tijdens de contractie. Been tillen traint vooral de onderbuikspieren van de rechte buikspier (M. rectus abdominis).

Bij deze oefening wordt het bovenlichaam niet opgerold tot aan de knieën, maar worden de benen naar het bovenlichaam geleid. In rugligging worden beide benen gestrekt en rusten de armen aan de zijkanten van het bovenlichaam met de handpalmen op de grond. De lumbale wervelkolom staat tijdens de hele beweging in contact met de vloer.

Door het samentrekken van de onderbuikspieren worden beide benen in verticale positie gebracht. Vanuit deze positie worden beide gestrekte benen onder enorme buikspanning terug naar de grond geleid zonder te raken. De hoofd staat altijd in een rechte positie als verlenging van de wervelkolom. Uitademen is altijd tijdens de contractie.

Bij schaarfladderen zijn de doelspieren de onderste buikspieren van de rechte buikspier (rectus abdominis-spier). In rugligging ligt het lichaam op de grond met beide armen dicht bij het lichaam. De benen worden in een gestrekte positie op 45 ° geheven.

Afwisselend vanuit deze positie, vanaf de heupen, fladderen de benen zoals gezien in kruipen. De lumbale wervelkolom staat, net als de achterkant van het hoofd, constant in contact met de grond. Uitademen is altijd tijdens de contractie.