Frequentie | Hooikoorts

Frequentie

Tussen 15% en 25% van de bevolking in westerse, "beschaafde" landen wordt getroffen. De ziekte komt zelfs nog meer voor onder jongeren, met meer dan 30%. Door een veranderde levensstijl, hooi koorts en allergische ziekten nemen sterk toe.

Diagnose

Kortom, de detectie van hooi koortsvolgt, zoals bij elke allergie, een schema van maximaal vier stappen: De medische geschiedenis (anamnese) van de patiënt die de bovengenoemde symptomen beschrijft, is de eerste stap in de detectie van een pollenallergie. Dit wordt gevolgd door een fysiek onderzoek, wat in het bijzonder een onderzoek van de nasopharynx en ogen omvat. Een bestaande allergie kan ook worden aangetoond door verschillende tests: Het principe van de priktest is het aanbrengen van een kleine hoeveelheid van het vermoedelijke allergeen in de vorm van een gestandaardiseerde oplossing die in het laboratorium is bereid op een prik markering veroorzaakt door een fijn lancet aan de binnenkant van de onderarm en om de huidreactie na een kwartier te beoordelen.

De test wordt dan als "positief" beschouwd in de zin van een bestaande allergie (niet als evaluatie!) Als er een relevante roodheid en zwelling (wheal) optreedt. De priktest is de test die tegenwoordig routinematig wordt gebruikt en verreweg de meest gebruikte test; alternatieven zoals de krastest (gebruik van het ongemodificeerde allergeen, geen gestandaardiseerde extractoplossing) of de aanzienlijk minder betrouwbare rubtest (het ongemodificeerde allergeen wordt over de intacte huid van de binnenkant van de onderarm) worden slechts zelden gebruikt.

De priktest is zowel een niet-specifieke screeningstest voor verdachte ziekten als een bevestigingstest voor allergieën voor een of meer specifieke stoffen. Voor alle huidtesten geldt echter dat een op deze manier geconstateerde gevoeligheid (medisch: sensibilisatie) geen ziektewaarde op zich heeft; alleen het bestaan ​​van symptomen bij een positief testresultaat maakt de diagnose van een allergie mogelijk. Als een huidtest niet doorslaggevend of niet haalbaar is (bijv

bij zuigelingen) a bloed test kan meer duidelijkheid bieden: Het principe hier is om de eiwitten geproduceerd door de immuunsysteem die specifiek gericht zijn tegen het triggerende allergeen (en dan specifiek IgE antilichamen). Hiervoor zijn tal van verschillende methoden beschikbaar. De bekendste is de RAST (afkorting van Radio Allergo Sorbent Test).

Bestaande IgE antilichamen worden gedetecteerd door middel van andere eiwitten die structureel vergelijkbaar zijn met het allergeen en gelabeld zijn met een radioactieve stof. (De chemische gelijkenis is meestal beperkt tot bepaalde secties, zogenaamde epitopen, en is de oorzaak van de specifieke binding van het gezochte IgE antilichamen). In detail verloopt dit als volgt: De dokter neemt bloed van de patiënt.

Het serum, gezuiverd uit vaste componenten, wordt aangebracht op een industrieel geprefabriceerde schijf bedekt met het op te sporen allergeen (medisch: geïncubeerd, dwz onder de vereiste omgevingscondities zoals voldoende warmte, lage vochtigheid, enz.). Eventuele antilichamen die in de patiënt aanwezig zijn bloed kan nu reageren met de antigenen (in dit geval de allergenen) die op de schijf worden aangebracht en complexen vormen, dwz stabiele chemische verbindingen. Deze complexen worden vervolgens gedetecteerd door reactie met het radioactief gelabelde eiwitten door de radioactiviteit van het hele monster te meten. (Dit wordt gedaan door de radioactieve eiwitten te verwijderen die niet hebben gereageerd met een van de te detecteren allergeencomplexen en antilichamen van de patiënt).