Oorzaken | Hepatitis C

Oorzaken

Oorzaken van hepatitis C-infectie is in de meeste gevallen overdracht van het virus via bloed contact. Dit kan te wijten zijn aan een gebrek aan hygiënische normen voor tatoeages, piercings of het gebruik van spuiten en naalden (vooral in de drugsscène), bloed producten (bloedtransfusies), orgaantransplantaties of dialyse​ Transfusies door naaldprikverwondingen of andere bloed contacten tussen hepatitis C besmette personen en medisch personeel zijn ook mogelijk.

Bovendien is er een laag restrisico op virusoverdracht via sperma of moedermelk van een persoon besmet met hepatitis C. Overdracht van het virus van een besmette zwangere vrouw op het ongeboren kind is ongeveer 5% bij een normale, complicatievrije bevalling. Na infectie vermenigvuldigt het virus zich binnen de lever cellen en wordt vervolgens in het bloed afgegeven. Als gevolg hiervan kan het virus zich vervolgens ongecontroleerd verspreiden en vermenigvuldigen door het lichaam van de pasgeborene.

Pathogeen en transmissie

De hepatitis C pathogeen behoort tot de familie Flaviviridae en is een RNA-virus. Er zijn 6 verschillende subgroepen van de hepatitis C virus (HCV). In Duitsland komen de typen 1,2,3 het meest voor.

In Afrika komt type 4 daarentegen vaker voor. Het belangrijkste verschil tussen deze subtypen is hun reactie op interferon behandeling. Type 2 en 3 reageren beter op deze therapie dan de andere.

Mensen zijn de enige mogelijke gastheer voor HCV, dat wil zeggen dat alleen mensen het virus oplopen. De transmissieroutes zijn niet altijd te achterhalen. Mensen die veel contact hebben met bloed en bloedproducten behoren echter tot de grootste risicogroep.

Dit omvat mensen die een transfusie nodig hebben, mensen op dialyse, iv drugsverslaafden, mensen na een prikaccident zoals tatoeages en piercings op besmette instrumenten, of medisch personeel dat onzorgvuldig met het bloed van geïnfecteerde personen omgaat. In zeer zeldzame gevallen is seksuele overdracht beschreven.

De overdracht van het virus van moeder op kind wordt geschat op ongeveer 5% bij een normale geboorte. De hepatitis C virus is een RNA-virus waarvan tot nu toe 6 genotypen zijn geïdentificeerd. tevens de hepatitis C-virus kan verder worden onderverdeeld in ongeveer 100 subtypen.

De respectievelijke genotypen vertonen verschillen in het genetisch materiaal. Bekend zijn de genotypen 1a, 1b, 2a, 2b, 3a, 3b, 4, 5 en 6. In Europa en Noord-Amerika komen vooral de genotypen 1-3 voor, genotype 1 heeft een aandeel van bijna 80% in Duitsland.

In Afrika komt genotype 4 het meest voor en de verschillende genotypen zijn gebaseerd op een verschil in genetische samenstelling. Daarom vertonen de verschillende genotypen verschillende kenmerken in hun reactie op verschillende geneesmiddelen. Genotype 1b is bijvoorbeeld meer resistent tegen interferon therapie dan andere soorten.

Het genotype van de hepatitis C-virus bepaalt het type en de duur van de therapie. Bovendien zijn sommige genotypen agressiever dan andere. Type 1 en 3 worden bijvoorbeeld in verband gebracht met ernstigere schade en een verhoogd risico op lever cirrose en lever kanker​ Eenmaal geïnfecteerd met een bepaald hepatitis C-genotype, is infectie met een ander genotype nog steeds mogelijk.