Therapie van een eetstoornis

Synoniemen in bredere zin

  • Anorexia nervosa
  • Anorexia
  • Anorexia
  • Boulimia nervosa
  • Boulimia
  • Eetbuien
  • Psychogene hyperfagie
  • Anorexia

Therapie

De therapeutische mogelijkheden voor eetstoornissen zijn legio. Hieronder worden enkele algemene therapeutische benaderingen getoond die van toepassing zijn op Anorexia, Boulimia evenals eetaanvallen.

Voorwaarden

Aangezien de belangrijkste punten eerst drie vragen moeten worden verduidelijkt: Deze vragen moeten meteen aan het begin worden gesteld, omdat er bijvoorbeeld veel patiënten zijn die lijden maar een zeer beperkte motivatie hebben om te veranderen. Anderen hebben nauwelijks last van hun aandoening. In dit geval is therapeutische interventie niet aan te raden, aangezien de therapie op elk moment kan worden onderbroken.

Als alle 3 de vragen echter tot het resultaat leiden dat zowel patiënt als therapeut het eens zijn over de zin en noodzaak van een therapie, kan men beginnen met de therapieplanning en de therapie-implementatie.

  • Hoeveel invloed heeft de storing op mij? (lijden)
  • Kan ik me voorstellen dat ik wordt geholpen door een therapeut en dat ik de therapie krijg die mij wordt aanbevolen? (Therapie motivatie)
  • Ben ik klaar om mezelf en mijn eerdere gedrag te veranderen? (motivatie voor verandering)

Het 11-punten therapieplan

Punt 1: Naar mijn ervaring is de eerste stap die moet worden gezet het verstrekken van uitgebreide informatie (psycho-educatie). Hierbij dient de patiënt geïnformeerd te worden over eetgewoonten in het algemeen, maar ook over lichaamsgerelateerde kenmerken. Een van deze eigenaardigheden is te vinden in de zogenaamde 'setpoint'-theorie.

Deze theorie stelt dat het gewicht niet naar believen kan worden gewijzigd. Het lichaam heeft (blijkbaar) een soort interne "weegschaal met vetmeting" die een individueel gewicht voor ons "voorprogrammeert". Dus als we met geweld van dit gewicht afkomen, treden duidelijke (lang niet altijd goede) veranderingen op.

Punt 2: Helemaal aan het begin van de therapie moet met de patiënt een streefgewicht worden bepaald. De zogenoemde Body Mass Index (BMI) is hier nuttig. Dit wordt als volgt berekend: lichaamsgewicht in kg, hoogte in m in het kwadraat.

Een BMI van 18-20 zou de ondergrens moeten zijn. De bovengrens moet een BMI zijn (Body Mass Index) van ca. 30. punt 3: Creëren van een curve.

Deze curve moet de voortgang van het gewicht weergeven sinds het optreden van de aandoening. Deze progressie kan dan verband houden met bepaalde levensgebeurtenissen. Punt 4: De patiënt dient zogenaamde eetprotocollen op te stellen, waarin zowel interne (gedachten en gevoelens) als externe situaties triggeren (uit eten gaan met het gezin etc.

), maar ook het eigen probleemgedrag van de patiënt (bv. misbruik van laxeermiddelen etc.) worden opgeschreven. Na verloop van tijd is het mogelijk om de kritieke situaties in het leven van de patiënt te 'filteren', zodat men concreet gedrag of benaderingen voor deze situaties kan plannen.

Punt 5: Om het gewicht te normaliseren, is het afsluiten van een behandelingscontract bijzonder nuttig gebleken bij intramurale zorg. Zoals eerder vermeld, veroorzaken eetstoornissen grote angstgevoelens en misvattingen, zodat patiënten ondanks motivatie en de druk van het lijden soms niet in staat zijn om volledig te voldoen aan het therapeutische kader. Ik denk dat ik uit ervaring kan zeggen dat een groot deel van de patiënten tijdens de behandeling minstens één keer probeert vals te spelen, te liegen of anderszins te bedriegen.

(Een anorexia-patiënt heeft meestal geen echte problemen om op de bekende weegdag een of twee liter water te drinken om de therapeuten voor een korte tijd tevreden te stellen zonder het risico te lopen een echte gewichtstoename te riskeren). Om deze reden is het zogenaamde Contractmanagement uitermate nuttig. Hier is bijvoorbeeld elke week een minimale gewichtstoename vereist (meestal 500-700 gweek).

De naleving van het contract is gekoppeld aan voordelen (gratis vertrek, telefoongesprekken, enz.) Evenals de voortzetting van de therapie. Herhaalde schending van het contract moet leiden tot beëindiging (… naar mijn mening echter altijd met het vooruitzicht van terugkeer, aangezien iedereen meer dan één mogelijkheid zou moeten hebben…).

Punt 6: Verder moet het het verklaarde doel van de therapie zijn om het eetgedrag te normaliseren. Hiervoor bespreekt men met de patiënt verschillende controletechnieken (bv. Geen voedsel hamsteren etc.) en het plannen van alternatief gedrag in stressvolle situaties. Verdere mogelijkheden zijn de prikkelconfrontatie begeleid door de therapeut, evenals de Cue - exposure - oefening, waarbij een patiënt wordt "blootgesteld" aan typisch voedsel totdat hij het verlangen ernaar verliest.

Punt 7: Identificatie en behandeling van onderliggende probleemgebieden De conflicten die ten grondslag liggen aan het eetstoornis zijn individueel heel verschillend. Sommige komen echter vaker voor bij deze aandoeningen, zoals problemen met het gevoel van eigenwaarde, extreem presteren en perfectionisme, een sterke behoefte aan controle en autonomie, toegenomen impulsiviteit, problemen in relaties met andere mensen, zoals problemen met afbakening of assertiviteit in het gezin. Vaak worden de problemen pas duidelijk als de primaire symptomen (honger, eetaanvallen, braken etc.).

worden verminderd. Afhankelijk van de aard van het conflict, kunnen de mogelijkheden om de probleemgebieden aan te pakken liggen in het verbeteren van het algemene vermogen om problemen op te lossen of in het opbouwen van nieuwe vaardigheden (bijv. Verbetering van sociale competentie door zelfvertrouwen te trainen). Indien het conflict betrekking heeft op de interactie met belangrijke referentiepersonen, dienen deze (familie, partner) bij de therapie te worden betrokken.

Punt 8: Cognitieve technieken, dwz leren nieuwe manieren van denken en het verlaten van de oude mentale 'paden', zijn van groot belang bij de therapie van eetstoornissen. Het in vraag stellen van verwrongen attitudes, zwart-witdenken, het onderzoeken van overtuigingen in relatie tot de werkelijkheid zou pas in het midden van de therapie de aandacht moeten krijgen, wanneer het eetgedrag al enigszins is genormaliseerd. Punt 9: De behandeling van de stoornis in het lichaamsschema houdt in dat de patiënt wordt geïnstrueerd om meer met zijn eigen lichaam om te gaan.

Hier kunnen veel praktische oefeningen worden uitgevoerd. (massage, ademhalingsoefeningen, spiegelconfrontatie, pantomime enz.) Punt 10: Parallel aan de bovengenoemde therapeutische procedures, moet men ook denken aan een ondersteunende medicamenteuze therapie.

Hier kan men gebruik maken van bekende effecten (en bijwerkingen) van verschillende medicijnen. Zo is bekend dat tricyclische antidepressiva de eetlust kunnen verhogen, terwijl de zogenaamde SSRI's een meer eetlustonderdrukkende werking hebben. Punt 11: Ten slotte moet er natuurlijk ook met de patiënt gesproken worden over terugvalprofylaxe, dwz het voorkomen van terugval.

Om deze reden dient men mogelijke ‘gevaarlijke’ situaties met hem te bespreken en hem er stap voor stap mee te confronteren. Dit zou moeten leiden tot een geleidelijke terugtrekking van de therapeut, zodat de patiënt uiteindelijk de bevestiging krijgt dat hij de situaties zelfstandig kan beheersen.