Regionale anesthesie ondanks antistolling? | De regionale anesthesie

Regionale anesthesie ondanks antistolling?

Antistolling resulteert altijd in een verhoogde kans op bloedingen en kan leiden tot meer blauwe plekken na elke soort injecties. Omdat deze medicijnen echter een belangrijke profylaxe zijn tegen beroertes, hart- aanvallen en soortgelijke ziekten, moet het staken altijd zorgvuldig worden overwogen. Anticoagulantia kunnen tot ernstige complicaties leiden, vooral in het geval van spinale of epidurale anesthesie.

Er zijn veel verschillende actieve ingrediënten die tot de anticoagulantia behoren. Afhankelijk van het medicijn varieert het risico. Sommige anticoagulantia hoeven maar een paar uur te worden stopgezet voordat de regionale anesthesie begint.

Deze omvatten heparines en Argatroban. ASA hoeft helemaal niet te worden stopgezet. Met dabigatran, rivaroxaban, danaparoid en andere geneesmiddelen is het een paar dagen staken noodzakelijk.

Sommige anticoagulantia moeten een week voor de procedure worden stopgezet. Deze omvatten clopidogrel en ticagrelor. Zelfs na de procedure moeten bepaalde minimumtijden in acht worden genomen voordat met antistolling kan worden begonnen. In principe blijven anesthesieprocedures onder antistolling individuele gevallen en zijn ze afhankelijk van vele factoren.

Complicaties

Complicaties zijn tegenwoordig zeer zeldzaam bij regionale anesthesieprocedures vanwege moderne technieken en hygiënische normen. Bijwerkingen die kunnen optreden tijdens regionale anesthesie zijn vooral een daling bloed druk. Tijdens een operatie wordt de patiënt aangesloten op een monitor die continu kan opnemen bloed drukwaarden en hart- acties.

Hierdoor kan de anesthesioloog direct reageren bij een drop-in bloed druk tijdens regionale anesthesie en om dit met medicatie tegen te gaan. In sommige gevallen kunnen bloedingen of blauwe plekken optreden op de plaats waar het medicijn werd geïnjecteerd om de zenuw of plexus met een naald te verdoven. In zeldzame gevallen kunnen op deze plaats ook infecties met verschillende pathogenen optreden.

Het geïnjecteerde medicijn zelf kan in zeldzame gevallen ook bijwerkingen veroorzaken. Deze omvatten duizeligheid, opwinding, hartritmestoornissen of toevallen. Vanwege de verdere ontwikkeling van de medicijnen die worden gebruikt bij regionale anesthesie, is een andere bijwerking, de allergische reactie, is ook zeldzaam geworden.

Als een allergische reactie als de geïnjecteerde medicatie optreedt, is dit een absoluut waarschuwingssignaal voor de anesthesist, aangezien er een risico bestaat op het ontwikkelen van een allergische schokken. Een allergisch schokken is een medisch noodgeval. Allergisch schokken kan ongemak veroorzaken in verschillende delen van het lichaam, zoals de huid, luchtwegenof cardiovasculair systeem en is mogelijk levensbedreigend.

Als er tijdens regionale anesthesie een allergische shock optreedt, moet de toediening van de pijnstillers onmiddellijk worden stopgezet en moeten maatregelen worden genomen om de bloedsomloop van de patiënt te stabiliseren. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat de zenuw direct wordt beschadigd door de naald of canule.