Epidurale anesthesie

Introductie

Pijn is een belangrijk onderwerp op alle gebieden van de geneeskunde. In acute gevallen kan pijn kan de bloedsomloop belasten, de subjectieve ervaring van een ziekte verergeren en kan ook een langdurige last worden. Soms pijn niet meer onder controle te krijgen zijn met conventionele medicatie in tabletvorm. Het is dan mogelijk om over te stappen van een zogenaamd randapparaat pijntherapie tot een invasieve procedure dicht bij de spinal cord, de zogenaamde epidurale anesthesie.

Definitie en implementatie

Epi- of epiduraal anesthesie (PDA) is een methode van analgesie, d.w.z pijntherapie, en heeft niets te maken met conventioneel anesthesie in de zin van (algemene) anesthesie. Bij epidurale anesthesie wordt een pijnstiller of verdoving rechtstreeks op de wervelkolom aangebracht zenuwen en kan zo de overdracht van pijnsignalen via de spinal cord aan de hersenen. Hierdoor hoeft u niet om te rijden via de spijsverteringskanaal, zoals het geval is met conventionele tabletten.

In plaats daarvan wordt het mechanisme van pijnoverdracht bij de zenuw gebruikt om deze specifiek te verstoren (effect via natrium kanaalblokkade). Hiervoor worden middelen als bupivacaïne gebruikt. Geneesmiddelen die inwerken op de natrium kanaal hebben vaak het achtervoegsel -cain in hun naam.

Soms worden ook opiaten gebruikt. De epidurale anesthesie wordt uitgevoerd door de anesthesioloog (anesthesist), meestal is de patiënt wakker, zittend voorovergebogen of soms liggend. Het is belangrijk dat de rug gekromd is zodat de afstand tussen de processus spinosus groter is en toegang tot de wervelkanaal is makkelijker.

De processus spinosus zijn de botpunten die centraal vanuit de rug uitsteken en het verloop van de wervelkolom zichtbaar maken onder de huid. De huid boven het betreffende ruggenmerggedeelte wordt meerdere malen gedesinfecteerd en afgedekt met steriele doeken. Voortaan wordt steriel gewerkt, dat wil zeggen met steriele handschoenen, schorten en dekens.

Om het prik, wordt het gebied eerst geïnjecteerd met a plaatselijke verdoving. Na een korte belichtingstijd, de speciale prik naald voor epidurale anesthesie wordt nu schuin naar boven ingebracht. De volgende lagen worden nu na elkaar doorboord: de huid en het onderhuids vetweefsel eronder, het ligamenteuze apparaat tussen de twee processus spinosus van de wervelkolom, het buitenste blad van de harde spinal cord huid, en nu bevindt de punt van de naald zich in de epidurale ruimte, dat wil zeggen in de ruimte tussen het binnen- en buitenblad van de harde ruggenmerghuid (dura = Latijns hard).

De anesthesist voelt het binnendringen in de epidurale ruimte door een plotseling verlies van weerstand van de naald. Nu moet het mogelijk zijn om zonder problemen een steriele zoutoplossing te injecteren, omdat de epidurale ruimte alleen wordt gevuld door een los netwerk van bindweefsel en klein bloed schepen. De verdoving kan nu ofwel eenmalig rechtstreeks door de naald worden geïnjecteerd of er kan een fijn buisje worden ingebracht.

In beide gevallen wordt de naald er weer uitgetrokken en wordt het gebied bedekt met een gips. Indien een langduriger verdoving gewenst is, pijnstillers kan continu of in batches door de fijne buis in de epidurale ruimte worden gepompt, dit wordt een epidurale katheter genoemd. Eenmaal in de epidurale ruimte geïnjecteerd, wordt de pijnstiller gelijkmatig verdeeld over een bepaald segment en kan nu in werking treden. De pijnstiller moet zo worden gedoseerd dat de pijnvezels worden geblokkeerd, maar de motorische zenuwvezels die verantwoordelijk zijn voor spierbewegingen niet worden aangetast. Op deze manier wordt vrijheid van pijn bereikt terwijl de mobiliteit behouden blijft.