Oppervlakteveranderingen in het oog door LASIK | Droge ogen na LASIK

Oppervlakteveranderingen in het oog door LASIK

De LASIK procedure kan de contouren van het oogoppervlak veranderen, waardoor het moeilijk kan worden om het hoornvlies gelijkmatig te bevochtigen traanvocht​ Bijzonder risico zijn zeer bijziend patiënten bij wie laserbehandeling diep in het hoornvlies moet worden uitgevoerd om het gebrekkige zicht te corrigeren. Aangenomen kan worden dat het bijbehorende verlies van gevoeligheid te wijten is aan diep zenuwschade​ Het is aangetoond dat een incisie in de hoornvlies van het oog gemaakt tijdens een operatie met een mes (microkeratoom) leidt tot een groter zenuwgerelateerd verlies van gevoeligheid van het oogoppervlak en een verhoogde verstoring van de traanfilm dan het geval is bij een laser (femtoseconde laser).

Risicofactoren voor traanfilmaandoeningen na LASIK

Dragers van langdurige contactlenzen hebben meestal al blijvende schade aan het hoornvliesoppervlak door een mechanische verstoring van de natuurlijke traanfilm. Patiënten met droge ogen reeds bestaande voor de operatie en een Schirmer-test van minder dan 10 mm per 5 minuten lopen ook een bijzonder risico op een aanhoudende traanfilmaandoening na de LASIK procedure. Volgens veel waarnemingen lijken andere risicofactoren het vrouwelijk geslacht te zijn (vooral daarna menopauze), gevorderde leeftijd en Aziatische afkomst. Vanwege de doorgesneden zenuwvezels (subbasaal zenuwen) tijdens de operatie, ontwikkelen veel patiënten een verminderde gevoeligheid van het hoornvlies, die echter binnen 6-12 maanden weer normaal moet worden. Een studie vond dat LASIK een operatie aan het oog lijkt de frequentie van ooglid knipperen met 40%, wat ook kan leiden tot droge ogen, Als de traanvocht wordt normaal gelijkmatig verdeeld over het oogoppervlak door regelmatig met het ooglid te knipperen.

Diagnostiek die moet worden uitgevoerd vóór de LASIK-operatie:

Voor een dergelijke cosmetische ingreep aan het oog is het belangrijk om de kwaliteit van de traanfilm en het oogoppervlak in detail te onderzoeken. Bijkomende risicofactoren voor een traanfilmaandoening moeten worden onderzocht, waaronder ooglid ontsteking en lokale medicatie.