Materialen van een volledig kunstgebit | Kunstgebit van de bovenkaak

Materialen van een totale prothese

Tandprothesen of ook wel totaal genoemd kunstgebit bestaan ​​uit een plastic basis. Deze basis is roze van kleur en past het gehemelte. De materialen voor de tanden, die zijn verankerd in de palatinale plaat, zijn ofwel net als de basis ook gemaakt van plastic of keramiek.

Kunststof tanden zijn zachter en slijten na verloop van tijd. Keramische tanden zijn veel robuuster en resistenter en hebben een langere levensduur. In telescopisch kunstgebit, de telescopen en de tegenhangers die in de prothese zijn verwerkt, zijn gemaakt van metaallegeringen.

Op het eerste gezicht lijkt het een beetje verwarrend hoe een totale prothese / prothese zelfs in de bovenkaak, want er zijn immers geen tanden meer waar hij aan vastgemaakt zou kunnen worden. Toch is het mogelijk om ermee te praten en te eten zonder dat het eruit valt. Hiervoor zijn drie belangrijke factoren.

De eerste factor is gebaseerd op occlusale stabilisatie. Dit betekent dat de rij tanden uit de onderkaak, of het nu gaat om normale tanden of ook om een ​​totale prothese, hebben contact met de tanden in de bovenkaak wanneer de mond is gesloten en soms ook tijdens bewegingen. Zo is een statische stabilisatie verzekerd.

De tweede factor is de integratie van de totale prothese in het omliggende zachte weefsel. De prothese is zo gemaakt dat hij perfect aansluit op de kaakrand en wordt bedekt door spieren en wangen aan de zijkanten. Dit wordt ook wel spiergrip genoemd.

De posterieure delen van de prothese zijn bijvoorbeeld convex gemaakt en de anterieure zone concaaf om het weefsel en de spieren te laten knuffelen. Voor de derde en laatste factor, die ook de belangrijkste is voor grip, moet een kleine excursie naar de natuurkunde worden gemaakt. Het geheel kan worden gezien als een soort klep waarin een onderdruk wordt gecreëerd die het vasthouden van het kunstgebit veroorzaakt.

Er zijn luchtbellen tussen de te plaatsen prothese (prothesebasis) en het onderliggende weefsel (prothesedrager). Deze komen tot uiting bij het aanbrengen van de prothese. Als de randen van de prothese optimaal zijn ontworpen, kan de lucht niet terugkeren, waardoor de genoemde onderdruk ontstaat en de prothese wordt aangezogen.

Aan de buitenkant, naar de omliggende structuren, is er een externe klep, aan de binnenkant, dwz vanaf de rand van de prothese tot het midden van de alveolaire rand is er een interne klep. In sommige gevallen kan het echter gebeuren dat na een bepaalde tijd de grip van een prothese verzwakt en het dragen ervan oncomfortabeler wordt. Dit kan worden veroorzaakt door verschillende factoren.

Enerzijds kan een onnauwkeurig werk van de tandarts of de tandtechnicus ertoe leiden dat de prothese niet optimaal op de alveolaire kam past. Aan de andere kant kan de verhouding tussen prothesebasis en prothesebasis ongunstig zijn, waardoor de houvast niet optimaal is. De belangrijkste oorzaak zijn echter veranderingen die plaatsvinden in ons mondholte.

Als de prothese bijvoorbeeld niet correct is geladen, wordt de ene kant blootgesteld aan een sterkere kauwdruk dan de andere, en de kant waar de sterkere kauwdruk werkt, heeft de neiging zich terug te trekken. Dit toont aan dat de kaakrand zich terugtrekt naarmate de verkeerde belasting meer is. Maar het is ook een algemeen feit dat de ontbrekende tanden alle kracht overbrengen op de alveolaire ribbels en dat deze met de jaren afnemen.

Dit wordt bij elke patiënt anders uitgesproken. Als de alveolaire rand zich terugtrekt, past de prothese die enige tijd geleden is gemaakt niet meer goed. Het weefsel en bot zijn veranderd, de prothese blijft hetzelfde.

Alle factoren die de grip van de prothese bepalen, worden zwakker en zwakker. Onder andere het klepeffect kan niet meer goed grijpen of het omringende weefsel kan de prothese niet optimaal ondersteunen. Aangezien dit echter normaal is en bij elke prothese kan voorkomen, is het raadzaam om regelmatig naar de tandarts te gaan, aangezien het dan mogelijk is om de prothese opnieuw te 'bekleden'.

Dit betekent dat de prothesebasis moet worden aangepast aan de nieuwe omstandigheden van de mondholte zodat het weer goed past. Ook als de prothese zou breken, kan deze in het tandtechnisch laboratorium worden gerepareerd. Zodra men merkt dat de prothese tijdens het eten niet goed vastzit, los zit of stoort, is een bezoek aan de tandarts aan te raden. Implantaten kunnen de houdbaarheid van a verbeteren tandprothese, maar ze zijn niet voor iedereen van toepassing en een chirurgische ingreep is noodzakelijk.

Als u een dergelijke verbetering overweegt, is een gedetailleerd gesprek met de tandarts van vertrouwen belangrijk. In advertenties worden vaak verschillende kunstgebitkleefstoffen, zogenaamde kleefcrèmes, geadverteerd om de hechting te verbeteren. Als een kunstgebit optimaal is aangepast aan de situatie bij de patiënt mond, deze zijn overbodig.

Op korte termijn kunnen ze worden gebruikt om het begin van loslating te compenseren. Veel dragers van gebitsprothesen gebruiken echter jarenlang klevende crèmes omdat ze de tandarts niet bezoeken, ook al vinden ze de klevende crèmes onaangenaam. Als u veranderingen opmerkt in het ruim van uw kunstgebitis een bezoek aan de tandarts een betere en veiligere oplossing om het houvast te herstellen dan deze producten permanent te gebruiken.