Interacties | Allopurinol

Interacties

De drugs Allopurinol kan het effect van veel andere medicijnen sterk beïnvloeden, daarom moet voor het gebruik met de behandelende arts worden uitgemaakt of en hoe andere noodzakelijke medicijnen moeten worden aangepast. Allopurinol heeft een versterkend effect op de effecten van verschillende anticoagulantia. Bijzondere aandacht moet daarom worden besteed aan de noodzakelijke inname van zogenaamde coumarines (warfarine, marcoumar).

In de loop van een aanvraag van Allopurinol de dagelijkse dosis van het anticoagulans moet worden verlaagd. Bovendien zal het effect van probenecide toenemen. Probenecide is een medicijn dat (net als allopurinol) wordt gebruikt om overmatig gebruik te verminderen ureum concentraties in de bloed en dient daarom als therapie voor jicht.

Bijzondere voorzichtigheid is ook geboden bij patiënten die worden behandeld met chloorpropamide, een sulfonylureumderivaat dat wordt gebruikt suikerziekte therapie. De effectiviteit van dit medicijn wordt ook versterkt door de gelijktijdige inname van allopurinol. Bepaalde anti-epileptica (vooral fenytoïne), die dienen om de prikkelbaarheid van zenuwcellen te remmen en dus kunnen worden gebruikt om epilepsie te behandelen, dringend opnieuw moeten worden gedoseerd wanneer allopurinol wordt toegediend.

Stevens-Johnson-syndroom

Hoewel allopurinol een belangrijke rol speelt in de geneeskunde en groot succes heeft geboekt bij de behandeling van jichtkunnen nadelige geneesmiddeleffecten (bijwerkingen) niet worden uitgesloten. Bij het voorschrijven van dit medicijn moet de behandelende arts altijd afwegen of het klinische voordeel opweegt tegen het risico op bijwerkingen. Een mogelijke complicatie die gepaard gaat met het gebruik van allopurinol is het optreden van de zogenaamde Stevens-Johnson-syndroom.

Volgens studies is allopurinol hier eigenlijk de meest voorkomende oorzaak van voorwaarde (Stevens-Johnson-syndroom). Stevens-Johnson-syndroom is een ernstige medicijnreactie die zich voornamelijk op de huid manifesteert en tamelijk zeldzaam is. In de loop van het Stevens-Johnson-syndroom laat de epidermis (bovenste huidlaag) tot 10% van het lichaamsoppervlak los.