De oorzaken | Het cerebrospinale vloeistofverlies-syndroom

De oorzaken

Onze hersenen en spinal cord voortdurend omgeven door hersenvocht, de zogenaamde liquor. Deze drank heeft vooral een beschermende functie, omdat hij kan voorkomen dat het weefsel bekneld raakt of aan druk wordt blootgesteld. De vorming en afbraak van deze vloeistof is een continu proces.

Dagelijks wordt ongeveer 500 ml van deze vloeistof gevormd en weer afgebroken. De zenuwstelsel en de cerebrospinale vloeistof wordt omgeven door het gesloten systeem van de hersenvliezen. Een cerebrospinale vloeistofverliessyndroom treedt op wanneer grote hoeveelheden van deze vloeistof verloren gaan via een zogenaamde cerebrospinale fistel.

De term hersenvocht fistel verwijst naar alle defecten waardoor cerebrospinale vloeistof uit de omgeving kan ontsnappen hersenvliezen. Deze komen vaak voor in de vorm van kleine scheurtjes in de hersenvliezen van de spinal cord, wat vervolgens leidt tot verlies van hersenvocht. Dit verlies wordt versterkt wanneer de patiënt opstaat, omdat de zwaartekracht het hersenvocht naar beneden dwingt, waardoor het uit de kleine traan kan wegvloeien.

Bij het liggen is deze druk niet aanwezig, waardoor slechts zeer kleine hoeveelheden kunnen weglopen. Het verlies van cerebrospinale vloeistof veroorzaakt nu de hersenen weefsel te zinken, wat leidt tot spanning in de hersenvliezen, wat wordt ervaren als hoofdpijn. De ernst hiervan hoofdpijn varieert sterk afhankelijk van de grootte van de scheur. Als de scheur slechts 1 millimeter groot is, melden getroffen personen slechts mild hoofdpijn, die erger worden bij het staan. Bij grote defecten zijn patiënten echter vaak niet in staat om op te staan ​​of hun op te tillen hoofd in pijn.

De diagnose

Zelfs het klinische beeld van de ziekte kan de onderzoekende artsen een duidelijke indicatie geven van de aanwezigheid van CSF-lossyndroom. Afhankelijk van de omvang van dit verlies, naast ernstig hoofdpijn, er kan ook sprake zijn van een verminderd gezichtsvermogen of een verminderd bewustzijn. In de meeste gevallen leidt dit klinische beeld tot een snelle implementatie van een beeldvormingsprocedure, meestal de MRI. hersenen kan worden getoond.

Bovendien zijn de binnenste hersenvloeistofruimten van de hersenen duidelijk versmald. Aan de andere kant is het vaak ingewikkelder bij het zoeken naar de traan. Dit is vaak erg moeilijk te visualiseren bij beeldvorming en vereist een ervaren radioloog en vaak het gebruik van verdere diagnostische maatregelen zoals ultrageluid of een lumbaal prik.

Als onderdeel van de diagnose CSF-lossyndroom wordt in bijna alle gevallen een MRI van de lumbale wervelkolom (lumbale wervelkolom) uitgevoerd. Als de ziekte aanwezig is, kunnen enkele baanbrekende signalen worden weergegeven. Ten eerste kan vaak ophoping van cerebrospinale vloeistof buiten de meninges worden gedetecteerd, waardoor de aanwezigheid van een cerebrospinale fistel zeer waarschijnlijk. Bovendien kan vaak een verstopping van de aderen van de hersenvliezen worden gedetecteerd. In sommige gevallen kan ook een cerebrospinale vloeistoffistel worden gevisualiseerd, hoewel hiervoor meestal andere beeldvormingstechnieken worden gebruikt.