Gootproef: behandeling, effect en risico's

De Rinne-test is een subjectieve, niet-invasieve en snel uitvoerbare KNO-testprocedure waarbij een trillende stemvork wordt gebruikt om de beengeleiding en luchtgeleiding van een oor te vergelijken. De testprocedure kan worden gebruikt om differentiële diagnostische uitspraken te doen over het type gehoorverlies, waardoor met name onderscheid kan worden gemaakt tussen perceptief en conductief gehoorverlies. Omdat de Rinne-test een subjectieve testprocedure is, moet de patiënt bereid zijn mee te werken en ook de test en de instructies van het testpersoneel onbeperkt kunnen volgen.

Wat is de Rinne-test?

De Rinne-test is een subjectieve, niet-invasieve en snelle KNO-testprocedure waarbij een trillende stemvork wordt gebruikt om de beengeleiding en luchtgeleiding van een oor te vergelijken. De Rinne-test is een subjectieve test die wordt gebruikt in de otolaryngologie. Heinrich Adolf Rinne beschreef de procedure voor het eerst in 1855. Net als bij de Weber-test en de Bing-test, is de Rinne-test ook een stemvorktest. De luchtgeleiding en beengeleiding van geluid worden vergeleken, wat in combinatie met de resultaten van de Weber-test het mogelijk maakt om gehoorverlies​ In de meeste gevallen gaat de Weber-test vooraf aan de Rinne-test. De twee procedures kunnen echter onder bepaalde omstandigheden ook in omgekeerde volgorde worden gebruikt. De klinisch georiënteerde testrun van de Rinne-test werkt op de fysiologische eigenschappen van het oor en dient zo om geluidsontvangst of geluidsgeleidingsstoornissen te diagnosticeren. Elk oor wordt afzonderlijk getest. Als de Weber-test eerder een eenzijdige heeft onthuld gehoorverlieswordt de Rinne-test over het algemeen slechts op één oor uitgevoerd.

Functie, effect en doelen

Samen met de Weber-test vormt de Rinne-test tegenwoordig de gestandaardiseerde procedure voor het onderzoek naar gehoorstoornissen. De testprocedure kan worden gebruikt voor zowel unilateraal gehoorverlies als bilateraal gehoorverlies. Omdat de Rinne-test het mogelijk maakt onderscheid te maken tussen perceptief en conductief gehoorverlies, is de procedure primair van differentiële diagnostische betekenis. Elke KNO-praktijk is in staat de testprocedure uit te voeren. Ter voorbereiding op de testprocedure wordt een stemvork in trilling gebracht. Het personeel dat de test uitvoert, plaatst vervolgens de trillende voet van de stemvork op het mastoïdproces. Dit is een botkanaal dat verantwoordelijk is voor de overdracht van geluidssensaties en dat zich als een botproces achter elke oorschelp bevindt. De patiënt hoort nu een toon via de trillingen van de stemvork. Het personeel dat de test uitvoert, vraagt ​​hem om hen te laten weten wanneer het geluid stopt. Na de subjectief waargenomen uitschakeling van de beengeleiding achter het oor, wordt nu de stemvork op de luchtgeleiding voor het oor gehouden. Voor dit doel wordt het instrument niet opnieuw aangeslagen. Normaal gesproken zijn de gehoorbeentjes en de trommelvlies versterk het geluid van de luchtgeleiding voor de oorschelp. Een patiënt met een normaal gehoor hoort dus het geluid dat op de beengeleiding tot zwijgen is gebracht, weer op de luchtgeleiding voor het oor zodra de stemvork voor de oorschelp wordt gehouden. De luchtgeleiding van een gezonde patiënt reproduceert op natuurlijke wijze het geluid in de gehoorgangen langer dan het mastoïdproces van de beengeleiding. De goottest wordt als positief beschouwd als de patiënt het geluid weer hoort via de luchtgeleiding. Als hij het zelfs voor de oorschelp niet meer kan horen, wordt het resultaat van de test als negatief beschouwd. Bij conductief gehoorverlies hoort de patiënt het geluid van de stemvork luider en langer door de beengeleiding dan door de luchtgeleiding. Daarom kan een negatieve Rinne-test wijzen op conductief gehoorverlies. Als er daarentegen sprake is van perceptief gehoorverlies, hoort de patiënt het geluid nauwelijks via zowel de beengeleiding als de luchtgeleiding. De perceptie van geluid via de luchtgeleiding is echter nooit slechter dan de perceptie via de beengeleiding bij perceptief gehoorverlies.

Risico's, bijwerkingen en gevaren

Omdat de Rinne-test een van de subjectieve gehoortesten is, is de procedure niet onvoorwaardelijk geschikt voor elke patiënt. Bij kinderen en personen met een verstandelijke beperking kan de Rinne-test valse resultaten opleveren. De subjectieve beleving en medewerking van de patiënt staan ​​centraal in de testprocedure. Het is voor het uitvoerende personeel moeilijk in te schatten in hoeverre de uitspraken over klankbeleving overeenstemmen met de waarheid. Daarom is de Rinne-test bijvoorbeeld net zo ongeschikt voor onwillige patiënten als andere gehoortesten uit de groep van subjectieve testprocedures. Met name als de resultaten van de Weber- en Rinne-tests tegenstrijdig zijn, kan het testpersoneel de medewerking van de patiënt in twijfel trekken of vermoeden dat de perceptie van de proefpersoon onjuist was. Noch de Weber-test, noch de Rinne-test vergen enige inspanning van de kant van de patiënt. In feite is de Rinne-test een van de snelste KNO-testritten die ooit zijn uitgevoerd. Omdat de testrun een niet-invasieve procedure is, hoeft de patiënt voorafgaand aan de procedure niet in het ziekenhuis te worden opgenomen of speciale gedragsregels te volgen. Er zijn geen risico's of bijwerkingen verbonden aan de Rinne-test. Er treedt hoogstens een tijdelijk tijdelijk oorsuizen op. De Rinne-test wordt in de regel nooit zelfstandig uitgevoerd, maar altijd in combinatie met de Weber-test, die net zo eenvoudig is uit te voeren en, net als de Rinne-test, geen risico's of bijwerkingen heeft. De Weber-test omvat ook het trillen van een stemvork, die op de kruin van de testpersoon wordt geplaatst hoofd​ Het geluid wordt via de beengeleiding in fase naar beide binnenoren overgedragen voor een normaal gehoor. Resultaten die hiervan afwijken duiden op een eenzijdige of assymetrische gehoorstoornis, die nader kan worden vastgesteld met de Rinne-test.