Fowler-test: behandeling, effect en risico's

De Fowler-test is een audiometrische test die de luidheidsperceptie in zijdelings gedifferentieerd controleert gehoorverlies​ Meestal vindt de testprocedure plaats om rekrutering te diagnosticeren, dat wil zeggen, gehoorverlies waarbij het binnenoor betrokken is, of wordt gebruikt om onderscheid te maken tussen perceptief en conductief gehoorverlies. Omdat de Fowler-test een subjectieve luidheidscompensatieprocedure omvat, is de methode alleen geschikt voor gebruik bij mensen die bereid zijn mee te werken en mentaal gezond zijn.

Wat is de Fowler-test?

De Fowler-test is een audiometrische test die de luidheidsperceptie in zijdelings gedifferentieerd controleert gehoorverlies​ De Fowler-test is een otolaryngologische testprocedure. De procedure staat ook bekend als de ABLB-test of Alternate Binaural Loudness Balance test. Het is een audiometrische methode die de luidheidsperceptie van beide oren vergelijkt met behulp van afwisselende geluiden van verschillende niveaus. Lange tijd werd de rekrutering die door de test kon worden gedetecteerd, beschouwd als een differentiaal diagnostisch hulpmiddel voor de onbetwiste bevestiging van perceptief gehoorverlies. Otolaryngologie is bekend met de Fowler-testprocedure sinds 1937, toen Edmund P. Fowler voor het eerst de testprincipes publiceerde. Aangezien de test berust op de medewerking van de patiënt en de subjectieve beleving van luidheid door de patiënt sterk de resultaten beïnvloedt, kan het geen objectieve beoordelingsprocedure worden genoemd. In plaats daarvan spreekt men met betrekking tot de testbasis van een subjectieve luidheidscompensatie voor zijdelings gedifferentieerd gehoorverlies.

Functie, effect en doelen

Meestal vindt de Fowler-test plaats bij eenzijdig of extreem zijdelings gedifferentieerd gehoorverlies. In de regel wordt de procedure alleen gebruikt als er een verschil is van ten minste 30 dB tussen de twee oren in termen van gehoorverlies. In deze context wordt de test voornamelijk gebruikt voor differentiële diagnose van perceptief en conductief gehoorverlies. De subjectieve beleving van luidheid door de patiënt bepaalt de instellingen die het personeel op de audiometer maakt. Om deze reden kan de Fowler-test alleen worden uitgevoerd op patiënten die bereid zijn mee te werken. Concluderend is de procedure niet geschikt voor onwillige of geestelijk gestoorde proefpersonen. De Fowler-test kan worden gebruikt om de locatie van een perceptief gehoorverlies bij binnenooraandoeningen, zoals rekrutering, te bepalen. Om de test uit te voeren, is een geluidsaudiometer nodig. Dit apparaat moet ook in staat zijn om afwisselend een toon van verschillend niveau naar beide oren te spelen. Om deze reden wordt de Fowler-test meestal alleen uitgevoerd in KNO-klinieken die speciaal voor dit doel zijn uitgerust. Aan het begin van de test past het personeel het niveau van de audiometer aan, zodat de patiënt de indruk heeft van gelijke luidheid in beide oren. Het testpersoneel herhaalt deze procedure met verschillende niveaus, variërend van de gehoordrempel tot de pijn drempel. Een instapniveau van 20 dB boven de gehoordrempel wordt nu als aanbevolen beschouwd, dat eerst wordt ingesteld op het slechtste oor en vervolgens wordt afgesteld op het betere oor. De reeks tests gaat dan verder in stappen van 20 dB per keer, en de resultaten worden opgenomen op een geluidaudiogramformulier dat wordt geëvalueerd door het personeel aan het einde van de testprocedure. Als uit de evaluatie een consistente verhouding van luidheidsperceptie bij de gehoordrempel en voor bovendrempelgeluiden blijkt, is er meestal sprake van conductief gehoorverlies met een intact binnenoor. Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn als het verschil in gehoordrempels in beide oren continu 20 dB bedraagt ​​en boven de gehoordrempel onveranderd blijft. Als er daarentegen sprake is van betrokkenheid van het binnenoor, dwz rekrutering, verandert een toenemend niveau meestal iets aan het luidheidsverschil tussen de twee oren. Hoe hoger het niveau, hoe kleiner het verschil in luidheidsperceptie bij rekrutering. Boven een bepaald niveau wordt het verschil meestal helemaal gelijkmatig en krijgen beide oren weer dezelfde luidheidsindruk. Als, in plaats van rekrutering, een auditieve zenuwschade of als er een retrocochleaire oorzaak aanwezig is, blijft het verschil in luidheidsperceptie bestaan ​​of vermenigvuldigt het met een toenemend niveau.

Risico's, bijwerkingen en gevaren

De Fowler-test is een niet-invasieve testprocedure die over het algemeen niet gepaard gaat met risico's of bijwerkingen voor de patiënt. In zeldzame gevallen zijn de bovenste niveaus op de pijn drempelwaarde kan een tijdelijk gezoem in de oren veroorzaken dat volledig onschadelijk is. In de loop van de dag wordt deze reactie weer gelijkmatiger en vervaagt het zoemen. Een nog zeldzamere, maar onder bepaalde omstandigheden denkbare reactie op de testprocedure is licht hoofdpijn, dat blijft voor de rest van de dag, maar, net als het zoemen, uiterlijk de volgende dag voorbij is. De Fowler-testprocedure duurt minder dan een uur en vereist geen ziekenhuisopname of medicatie. Afgezien van een verklarende inleiding pratenvereist de test geen speciale voorbereiding maatregelen​ Na de testprocedure en de evaluatie van de resultaten door het personeel kan de patiënt weer naar huis. Soms worden in de weken daarna aanvullende testmethoden besteld, meestal voor verder differentiële diagnose​ Onder bepaalde omstandigheden kan de Fowler-test leiden tot valse resultaten. Dit komt voornamelijk door de subjectieve basis van de test. Hoe betrouwbaar het testresultaat uiteindelijk is, wordt als het ware door de patiënt zelf bepaald. Om deze reden, oor, neus- en keelspecialisten gebruiken de Fowler-test meestal niet bij geestelijk verwarde patiënten en kleine kinderen, omdat voor deze patiënten geen zinvolle resultaten te verwachten zijn. Wil de Fowler-test zinvolle en betrouwbare resultaten opleveren, dan moet de patiënt de basis van de test begrijpen en actief kunnen deelnemen aan het uitvoeren van de procedure.