De vrouwelijke buste

Synoniemen in bredere zin

Borstklier, borstklier, mastos, mastodynie, mastopathie, borstcarcinoom, borstkanker

Introductie

De vrouwelijke borst bestaat uit klieren (Glandula mammaria), vet en bindweefsel. Van buitenaf is de borst te onderscheiden tepel vanuit het omringende atrium. Het wordt gebruikt voor de melkproductie en voeding van de baby.

Anatomie van de vrouwelijke borst

Anatomisch gezien kan de borst worden verdeeld in 10 tot 12 lobben (lobi). In elk van deze lobben ligt een borstklier. Deze bestaat uit meerdere eindstukken, die samen een lobulus (lobuli) vormen.

Een lobulus is daarom verdeeld in meerdere lobben. De eindstukken hebben een verbinding met een klein uitscheidingskanaal (eindkanaal). Deze kleine eindkanalen van de eindstukken komen op hun beurt samen om verschillende wat grotere kanalen (melkkanalen) te vormen.

En de wat grotere kanalen leiden uiteindelijk naar een hoofdkanaal (Ductus lactifer colligens), dat aan het einde (terminal) wijder wordt. Deze extensie wordt een sinus genoemd. De sinussen hebben een verbinding met de tepel (pap mammae).

De borst (mamma) ligt direct onder de huid en is onderhuids vetweefsel op de borstspier (musculus pectoralis). De borst wordt gevoed met voedingsstoffen uit verschillende kleine schepen (slagaders), die afkomstig zijn van slagaders in de intercostale ruimtes tussen de ribben (intercostale slagaders = Arteriae intercostales). De weefselvocht schepen leiden tot weefselvocht knooppunten in de oksel (Nodi lymphatici axillares), op en in de borstspier (Nodi lymphatici pectorales et interpectorales), in de intercostale ruimtes (Nodi lymphatici intercostales) en aan de laterale rand van de borstklier (Nodi lymphatici paramammarii).

Ontwikkeling en functie

De vrouwelijke borst begint zich aan het begin van de puberteit te ontwikkelen. Vanaf de leeftijd van 10.11. verder is er een versnelde groei van de borstklier. Volgens dit zijn er nog minder klieren bij het kind dan bij de seksueel volwassen vrouw.

Aan het einde van de puberteit heeft de vrouw het maximale aantal borstklieren bereikt. De borstklieren zijn echter niet volledig ontwikkeld, tenzij zwangerschap of borstvoeding is aanwezig. De eindstukken zijn vrij klein en de verbindende en vetweefsel overheerst (domineert) proportioneel.

Alleen wanneer zwangerschap en dan borstvoeding (zie Borstvoeding) aanwezig zijn nemen de lobben in omvang toe in vergelijking met de rusttoestand. De eindstukken worden breder en hebben grote ruimtes gevuld met melk (lumen). Het vet en bindweefsel wordt sterk verminderd.

Dit proces wordt gecontroleerd door hormonen van de hypofyse (hypofyse). Als er geen zwangerschapontbreekt de hormonale invloed (de hormonale stimulus) en ontwikkelen de borstklieren zich niet. In geval van zwangerschap, veel seks hormonen zijn aanwezig, waardoor de borstklier zich ontwikkelt.

Het hormoon progesteron voor de groei (proliferatie) en vorming (differentiatie) van de eindstukken. Door de invloed van het hormoon oestrogeen is er een groei van de uitscheidingskanalen. Deze hormonale invloed op de borst begint direct in de eerste drie maanden van de zwangerschap (eerste trimester).

Zo ontwikkelt de borst zich tijdens de zwangerschap steeds meer. Desalniettemin wordt er tijdens de zwangerschap geen melk geproduceerd en daarom wordt er geen melk uitgescheiden via de tepel. Dit komt door hoge niveaus van het hormoon progesteron onderdruk de afgifte (afscheiding) van twee andere hormonen.

Deze andere hormonen zijn prolactine en oxytocine, ook hormonen uit de hypofyse. prolactine is verantwoordelijk voor de productie van moedermelk in de eindstukken. Dit hormoon wordt pas vrijgegeven (uitgescheiden) als de vrouw haar kind heeft gebaard en het hoge gehalte aan prosgesteron dat nodig is om de zwangerschap in stand te houden, wordt verminderd.

Alleen dan kan dat prolactine helemaal worden afgescheiden. De noodzakelijke impuls om prolactine af te scheiden wordt door de baby zelf gegeven door op de borst te zuigen. Dit vertelt de hypofyse dat prolactine nodig is en het hormoon wordt vrijgegeven.

Oxytocine is nodig om de melk van de eindstukken naar het belangrijkste uitscheidingskanaal en vervolgens in de tepel te laten stromen en het kind te bereiken. Het is dus verantwoordelijk voor het uitdrijven (uitwerpen) van de melk. Het doet niets anders dan het beïnvloeden (stimuleren) van kleine spiertjes (myoepithelia) die rond de cellen van de eindstukken en uitscheidingskanalen zijn gerangschikt. Deze invloed (stimulatie) zorgt ervoor dat de spieren samentrekken en de melk wordt vanaf de eindstukken door de kleine en grote kanalen naar het hoofdkanaal en de sinus waar de melk kan verzamelen.

De prikkel voor het vrijkomen van het hormoon is ook het zuigen van de baby aan de tepel. De zogenaamde aanrakingsstimulus (tactiele stimulus) triggert dus de volledige reflex voor het loslaten van moedermelk (reflex voor het uitwerpen van melk). Deze twee hormonen worden uitgescheiden zolang de baby borstvoeding krijgt.

Gedurende deze tijd onderdrukt het hormoon prolactine ook de menstruatiecyclus door de hiervoor benodigde geslachtshormonen te remmen. Dit betekent dat menstruatie stopt meestal tijdens de periode van borstvoeding (secundaire amenorroe). Pas als de tactiele stimulus wordt verwijderd, houdt de melkafgifte-reflex op.

De melkklier keert dan terug naar zijn vorige rusttoestand en de hormonen in het lichaam veranderen op zo'n manier menstruatie hervat. Omdat de geslachtshormonen (oestrogeen, progesteron) afnemen tijdens en na de menopauze (peri- en postmenopauzaal), de melkklier degenereert of "krimpt" (leeftijdatrofie). De lobben worden kleiner (atrofisch), het vetgehalte van de borst neemt toe.