Behandeling en therapie | Melk allergie Melkproteïne allergie

Behandeling en therapie

De therapie voor melkallergie is gebaseerd op een consistente verandering van dieet​ Vooral kinderen met melkallergie hebben een dieet volledig vrij van melk en melkproducten, zodat het kind zich klachtenvrij kan ontwikkelen. Er zijn geen medicijnen of andere therapeutische opties die de oorzaak van de ziekte behandelen.

Het enige wat de getroffenen voorlopig dus overhoudt, is radicaal vermijden van producten die koemelk of koemelkeiwit bevatten. Zeker voor baby's is dit natuurlijk een uitdaging: ondanks deze voedingsbeperking moet de baby voorzien worden van alle belangrijke voedingsstoffen. Meestal verliest de allergie zijn effect naarmate de leeftijd toeneemt immuunsysteem blijft zich ontwikkelen.

Daarom spreekt men vaak van een stopcontact dieet, omdat men het maar voor een beperkte tijd zonder deze producten hoeft te stellen. Er zijn nu zeer goede vervangende voedingsmiddelen zonder koemelk voor baby's. Ze worden gevoerd als normale babyvoeding.

Het speciale voer wordt echter voorgeschreven door de arts. Het zorgt ervoor dat de baby groeit en bloeit zonder last te hebben van de ernst allergie symptomen​ Een mogelijke therapiepoging voor de koemelkallergie ligt in hyposensibilisatie.

Hyposensibilisatie, ook wel allergievaccinatie of immunotherapie genoemd, is bedoeld om de overreacties van de immuunsysteem aan melkeiwit. In de praktijk betekent dit dat de patiënt melk in oplopende doses krijgt. Als de allergie bijzonder ernstig is, begint men met een mengverhouding van melk en bv. Water van 1: 100, later 1:10 of druppelsgewijs.

De getroffenen nemen ook dagelijks melk na de hyposensibilisatie, zodat het gewenningseffect niet verloren gaat. Bij de klassieke vorm van hyposensibilisatie worden wekelijkse injecties gegeven waarbij de melkconcentratie geleidelijk toeneemt. Dit gebeurt gedurende 16 weken totdat de zogenaamde onderhoudsdosering is bereikt.

De patiënt krijgt dan een maandelijkse injectie met de onderhoudsdosis gedurende drie jaar om het gewenningseffect te behouden. Daarnaast is er sprake van kortdurende hyposensibilisatie, waarbij een dosisverhoging van de melkhoeveelheden in de startfase veel sneller plaatsvindt. Bij ultra-rush hyposensibilisatie wordt de dosis nog sneller verhoogd om een ​​snelle gewenning aan de melk te bereiken.

Bij alle vormen van hyposensibilisatie worden maandelijkse injecties gegeven gedurende drie jaar nadat de onderhoudsdosis is bereikt. Zodra de allergie-gerelateerde symptomen zijn vastgesteld, is het noodzakelijk om een ​​arts te raadplegen om de symptomen te analyseren en de juiste therapie te starten. In het algemeen is de huisarts de belangrijkste contactpersoon bij melkallergie, aangezien hij of zij het beloop van de ziekte en de medicatie kent.

Voor kinderen is de kinderarts het eerste aanspreekpunt. Na de eerste controle bij de huisarts of kinderarts kan, afhankelijk van de symptomen, een gespecialiseerde collega worden ingeschakeld. Een allergoloog is een arts die een aanvullende opleiding in allergie heeft gevolgd.

Een allergoloog kan handig zijn als de huisarts of kinderarts geen geschikte therapie voor de melkallergie kan vinden. KNO-artsen kunnen behulpzaam zijn bij klachten in de nasopharynx en een longarts kan behulpzaam zijn bij klachten in de nasopharynx en een longarts kan behulpzaam zijn bij astma. Oogartsen of gastro-enterologen kunnen helpen als specifieke klachten aan de ogen of het maagdarmkanaal niet goed te behandelen zijn. In het algemeen is het eerste aanspreekpunt echter uw huisarts of kinderarts om op melkallergieën te wijzen. Bij twijfel kan de huisarts of kinderarts passende verwijzingen geven naar andere specialisten.