Ziekte van Köhler I en II

Introductie

Twee zeer vergelijkbare ziekten worden samengevat als Morbus Köhler. De ziekte van Köhler I is het sterven van het scafoïd aan de voet. Het scafoïd is een tarsaal bot.

Daarentegen is de ziekte van Köhler II het afsterven van de middenvoetsbeentje bot, typisch dat van de tweede, derde of vierde straal. Bij beide vormen van de ziekte van Köhler gebeurt dit afsterven spontaan, dus zonder externe invloed en zonder infectie. De ziekte van Köhler I is een ziekte die voornamelijk kinderen tussen de acht en twaalf jaar treft, waarbij jongens veel vaker worden getroffen dan meisjes.

Kinderen rond de leeftijd van tien worden ook getroffen door de ziekte van Köhler II, maar meisjes hebben meer kans op de ziekte. Aangezien de ziekte van Köhler II meestal pas in een laat stadium van de ziekte symptomen veroorzaakt, wordt de ziekte vaak pas op volwassen leeftijd herkend. De exacte oorsprong van de ziekte van Köhler is nog onbekend, maar er wordt een aantal modellen van de ontwikkeling ervan besproken.

Enerzijds valt op dat de ziekte van Köhler optreedt aan het begin van de puberteit, dus tijdens een groeispurt. Daarom kan worden aangenomen dat de normaal optredende toename ossificatie van het skelet kan de groei niet bijhouden en daardoor ontstaat een instabiliteit van het bot. Een andere theorie wijst op vergelijkbare ziekten die meestal worden geassocieerd met verminderd bloed stromen tot op het bot.

Deze theorie wordt ondersteund door het feit dat dit mechanisme is bewezen bij andere ziekten. Wat echter tegen deze theorie spreekt, is dat de gereduceerde bloed circulatie bij soortgelijke ziekten vindt pas plaats op middelbare leeftijd en gaat dan meestal gepaard met aanzienlijke belasting van het bot met trillingen. Voor kinderen zou dit mechanisme nogal ongebruikelijk zijn. Een andere theorie vermoedt ook een overbelasting van het bot, wat zeker een rol speelt. Maar waarom sommige kinderen ziek worden en andere niet, kan niet voldoende worden verklaard.