Vermenigvuldiging | Bacteriën

Vermenigvuldiging

Bacterie (in tegenstelling tot virussen) kunnen onafhankelijk reproduceren. Dit wordt bereikt door een eenvoudige aseksuele deling, meestal door transversale deling, knopvorming of knopvorming. De twee nieuw gevormde cellen groeien dan elk uit tot een volwaardige bacterie.

Aangezien deze vermenigvuldiging echter aseksueel is, worden er altijd twee klonen gecreëerd die identiek zijn aan de eerder bestaande bacterie, bacteriën moeten andere mechanismen gebruiken om genoverdracht te bewerkstelligen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen. Enerzijds is er vervoeging, die vooral wordt gebruikt door Gram-negatief bacteriën (zie hieronder).

Dit type wordt gebruikt door bacteriën die zogenaamde “sexpili” bezitten. Deze eiwitten kan worden gebruikt om een ​​brug te vormen tussen twee bacteriën, waardoor DNA direct van de ene bacterie naar de andere kan worden overgebracht. Gram-positieve bacteriën hebben de neiging om transductie uit te voeren, een methode waarbij de bacteriën er gebruik van maken virussen, de bacteriofagen.

Deze nemen bacterieel DNA op en geven het vervolgens door aan een andere bacterie. Deze transformatie, die slechts zeer zelden voorkomt, is echter gebaseerd op de directe opname van naakt DNA. Bacteriën kunnen worden ingedeeld op basis van verschillende aspecten.

1: Op basis van hun uiterlijke vorm (morfologie). Enerzijds zijn er bolvormige bacteriën, de kokken. Deze kunnen afzonderlijk of geclusterd aanwezig zijn.

Meestal worden kokken in grote aantallen aangetroffen als druiven (stafylokokken), gerangschikt in een lange rij (streptokokken) of in paren van twee (diplokokken, bijv. gonokokken). Zelden komen kokken ook één keer voor in groepen van vier (tetrad) of acht (sarcines). Naast de kokken zijn er ook de staafjes.

Deze bacteriën zijn langwerpig of cilindrisch of onhandig (coccoïde) en hebben ronde, puntige of rechthoekige uiteinden. De spiraalvormige bacteriën of spiralen (bv. De spirocheten) kunnen onder de microscoop worden geïdentificeerd dankzij hun vele duidelijk zichtbare spoelen. Ten slotte zijn er de draadvormige bacteriën zoals streptomyceten.

2: Bovendien kunnen de bacteriën worden onderscheiden door hun kleurgedrag. Hiervoor wordt de zogenaamde Gramkleuring gebruikt. Bij deze methode worden de bacteriën eerst behandeld met een blauwe kleurstof, die vervolgens wordt uitgewassen met een alcoholpreparaat.

Bacteriën die daar niet in slagen, hebben een dikke celwand waarin de blauwe kleurstof praktisch is neergeslagen. Deze nu blauwe bacteriën worden Gram-positief genoemd. Na het ontkleuren met alcohol wordt een andere, dit keer een rode kleurstof gebruikt.

De bacteriën zonder celwand, waaruit de blauwe kleurstof eerder werd uitgewassen, kleuren nu rood en worden Gram-negatief genoemd. 3: Daarnaast vertonen de verschillende bacteriën ook verschillend gedrag ten opzichte van zuurstof. Sommige bacteriën kunnen alleen bestaan ​​in aanwezigheid van zuurstof, omdat ze die nodig hebben voor consumptie.

Deze bacteriën worden aerobe bacteriën of aerobe bieren genoemd. Het tegenovergestelde is het geval bij de zogenaamde anaërobe bacteriën of anaëroben, die alleen kunnen overleven in een zuurstofvrije omgeving. Daartussenin zijn de facultatieve anaëroben.

Deze facultatief anaërobe bacteriën hebben geen zuurstof nodig, maar kunnen het wel verdragen (er is hier nog een subgroep, namelijk de microaerofiele bacteriën, die in hun omgeving de voorkeur geven aan een zeer lage zuurstofconcentratie). 4: Last but not least kunnen de verschillende soorten bacteriën worden ingedeeld op basis van hun begiftiging met geiten (flagella). Sommige bacteriën hebben helemaal geen flagella, sommige hebben slechts één flagellum (ze zijn monotrich), andere hebben precies twee flagellen aan tegenovergestelde polen (amphitrich), verschillende flagellen maar slechts aan één pool van de cel (lophotrich) en andere worden bezet door flagella rondom (peritrich).

Deze sporen zijn resistente permanente vormen van de bacterie, die onder slechte leefomstandigheden kunnen worden gevormd om te overleven. Sporen verminderen hun metabolisme tot een absoluut minimum, waardoor ze bestand zijn tegen extreme omstandigheden zoals hitte of kou, droogte, straling, chemicaliën of voedseltekorten. Zodra de externe omstandigheden weer vriendelijker worden, kunnen de sporen weer transformeren in hun normale, "actieve" bacteriële vorm.