Subscapulaire musculus

Functie

De musculus subscapularis vindt zijn oorsprong aan de binnenkant van de schouderblad, de fossa subscapularis. Het begint bij de kleine bult (tuberculum minus) van de opperarmbeen en bij de benige structuur eronder (crista tuberculis minoris). De belangrijkste taak van de spier is de interne rotatie van de bovenarm in de schouder.

De spier brengt ook de bovenarm dichter bij het lichaam (adductie) en kan het ook wegleiden van het lichaam (ontvoering). Sommige spiervezels zijn versmolten met de capsule van de schoudergewricht, waardoor de gezamenlijke capsule. Omdat de eindpees van de subscapulaire spier erg breed is, biedt deze een belangrijke bescherming tegen dislocatie van de voorste schouder.

Als de subscapulaire spier geblesseerd raakt in de loop van a rotator manchet breuk, kunnen in eerste instantie de gebruikelijke symptomen van een rotatormanchetruptuur optreden. Deze omvatten ernstige pijn en, in het geval van de subscapularis-spier, een significant beperkte interne rotatie van de arm. Het is echter ook mogelijk dat de schouder tijdens het ongeval gelijktijdig “ontwricht” (luxerend) is.

Typerend is een contra-impact op een opgeheven (ontvoerde) en extern gedraaide arm, bijvoorbeeld bij het spelen van handbal. In dat geval lijdt de patiënt ernstig pijn en houdt de arm iets van het lichaam af en ondersteunt deze opzij. De beweeglijkheid van de schouder is geblokkeerd en de normale contour van de schouder ontbreekt.

In het Röntgenstraal onderzoek in 2 vlakken, de hoofd of opperarmbeen is niet meer zichtbaar in het stopcontact. Bij een magnetische resonantiebeeldvorming (MRI) of magnetische resonantiebeeldvorming van de schouder is de scheur van de subscapulaire spier merkbaar. De functie van de subscapulaire spier kan ook worden beperkt door verlamming van de leverende zenuw (subscapulaire zenuw).

In dit geval wordt ook de interne rotatie ernstig beperkt. Hierdoor kan de handpalm alleen met grote inspanning en met hulp van de andere spieren naar achteren worden bewogen.