Oorzaken van carpaal tunnel syndroom | Symptomen van carpaal tunnel syndroom

Oorzaken van carpaal tunnel syndroom

Carpaal tunnel syndroom kan verschillende oorzaken hebben. Een van nature smalle carpale tunnel, een zware belasting voor de pols, verwondingen en inflammatoire veranderingen bevorderen de ontwikkeling van carpaal tunnel syndroom​ De carpale tunnel is eigenlijk een anatomische, tunnelachtige doorgang voor pezen en zenuwen in de hand.

In deze tunnel ligt een belangrijke zenuw, de mediane zenuwVanwege de ziektegerelateerde bottleneck in de carpale tunnel, de mediane zenuw is mechanisch belast en geïrriteerd. Door de verwonding van de gevoelige zenuw wordt deze verstoord in zijn functies. De zenuw levert de duimbalsmusculatuur en is verantwoordelijk voor het gevoelige gevoel van duim, wijsvinger vinger, middelvinger en delen van de ringvinger.

De druk op de zenuw in de nauwe carpale tunnel veroorzaakt sensaties in het door de zenuw geleverde gebied. De getroffenen lijden daarom aan tintelingen, "formicatie", gevoelloosheid en pijn in vingers en handpalm. De symptomen kunnen uitstralen naar de arm.

If carpaal tunnel syndroom blijft lang onbehandeld, de zenuwschade vordert en na verloop van tijd atrofiëren de spieren van de bal van de duim. Dit komt doordat de druk op de zenuwen beschadigt alle leveringsgebieden van de mediane zenuw overuren. Dit geldt ook voor de bal van de duim, die minder kan worden gebruikt en dus functie en spiermassa verliest.

Kan carpaal tunnelsyndroom ook symptomen veroorzaken op andere gebieden, zoals de schouder of arm?

Een carpaal tunnelsyndroom veroorzaakt typische symptomen zoals pijn en paresthesie in het gebied dat wordt geleverd door de aangetaste medianuszenuw. De handpalm, duim, wijsvinger vinger en ringvinger worden in het bijzonder getroffen. De symptomen echter beide pijn en paresthesie, zoals tintelingen of formicatie, kunnen uitstralen. Het is mogelijk dat de symptomen tot in de arm of zelfs de schouder reiken.nek gebied.

Geschiedenis

Het verloop van carpaal tunnel syndroom is zeer variabel. De symptomen kunnen chronisch progressief zijn, terugkerend met pauzes of spontaan verdwijnen. Dit laatste komt vooral voor bij jongere patiënten, bijvoorbeeld na afloop van een zwangerschap of na vermindering van een activiteit die symptomen veroorzaakt.

Hoe langer een carpaal tunnelsyndroom bestaat en hoe ouder de patiënten zijn, hoe kleiner de kans dat ze een spontane verbetering van de symptomen ervaren. In de vroege stadia van de ziekte, die jaren kunnen aanhouden, kan dit ook lukken. De oorzaak van deze nachtelijke klachten ligt in het ongemerkt buigen van de hand tijdens de slaap, waardoor de druk in de carpale tunnel toeneemt, wat in toch al krappe omstandigheden leidt tot uitputting van de zenuwaanpassing aan de veranderde omstandigheden en de medianuszenuw wordt dus beschadigd door druk.

Door de positie van de polsde reserve ruimte kan weer voldoende zijn en de zenuw kan herstellen, waardoor de klachten in eerste instantie weer verdwijnen. EEN pols hiervoor is bijvoorbeeld een spalk geschikt. Echter, hoe groter de smalheid in de carpale tunnel, hoe langzamer het herstel zal plaatsvinden, totdat uiteindelijk een permanente sensorische stoornis optreedt.

Deze sensorische aandoening heeft invloed op de duim, wijsvinger vinger, middelvinger en ringvinger aan de palmzijde. Tintelend gevoel van de middelste drie vingers komen vooral vaak voor. De pijn straalt uit de hand en treft meestal de onderarm en kan zelfs de schouder bereiken.

In de loop van de ziekte blijft het niet alleen bij de nachtelijke pijn en sensaties. In toenemende mate treden de symptomen ook overdag op. Bovendien tast de beschadiging tijdens het ziektebeloop in toenemende mate de functie van de polsspieren aan.

Patiënten melden vaak "onhandigheid" en plotselinge "zwakte" van de hand. Ze rapporteren over plotseling afgevallen bril of flessen, maar ook dat er problemen zijn met de spitse greep tussen duim en wijsvinger. De gevoeligheid van de huid op de duim, wijs-, middel- en ringvinger wordt steeds meer verminderd.

Uiteindelijk wordt de tactiele herkenning verstoord. In de gevorderde stadia van de ziekte kan er zichtbaar verlies van de duimbalspieren (atrofie) optreden. Een stevige grip op de hand is dan niet meer mogelijk. Gelukkig komt het volledig verlies van huidgevoel in de hand tegenwoordig zeer zelden voor.