MRT of CT - wat is het verschil?

Verschillen

Het verschil tussen magnetische resonantiebeeldvorming (MRI) of ook wel nucleaire spintomografie en computertomografie (CT) genoemd, ligt niet alleen in het respectieve toepassingsgebied (verschillende indicaties), maar vooral in de fysieke basis of werkingsmodus. MRI is - in tegenstelling tot CT - een Röntgenstraal onafhankelijke onderzoeksmethode die sterke magnetische velden en elektromagnetische golven gebruikt om zeer gedetailleerde doorsnedebeelden van het lichaam of individuele lichaamsdelen of organen in elk vlak te produceren. Er is dus geen blootstelling aan straling tijdens een MRI-onderzoek.

De elektromagnetische golven die door de MRI-machine worden uitgezonden, veroorzaken veranderingen in de positie van protonen in lichaamsweefsel, die terugkeren naar hun rusttoestand nadat de golven zijn uitgeschakeld. Er worden signalen uitgezonden, die worden opgenomen door een spoel in het apparaat en door een computer worden omgezet in doorsnedebeelden. De patiënt ligt zo stil mogelijk in rugligging op een onderzoeksbank, die in het cilindrische MRI-apparaat wordt ingebracht.

Afhankelijk van het protonengehalte van de verschillende lichaamsweefsels worden signalen met verschillende sterkte gegenereerd, zodat informatie over het weefseltype, weefselsamenstelling en mogelijke weefselveranderingen kan worden verkregen. In het algemeen is MRI geschikt voor het afbeelden van bijna alle soorten weefsel in het lichaam, maar de belangrijkste focus bij diagnostiek ligt op het afbeelden van zacht weefsel (bijv. interne organen) en de centrale zenuwstelsel (hersenen en spinal cord), in plaats van op benige beeldvorming (skeletstelsel). Een speciaal formulier is MR angiografie, die specifiek wordt gebruikt voor de exacte weergave van de bloed vat systeem.

Een MRI-onderzoek duurt gemiddeld 15-20 minuten, afhankelijk van het te onderzoeken gebied van het lichaam en de extra inspanning die vereist is door speciale voorbereidingen of het toedienen van contrastmiddel, enz. Daarentegen werkt CT met röntgenfoto's, die - in tegenstelling tot een conventionele Röntgenstraal beeld - scan de patiënt niet alleen vanuit één richting, maar worden door het buisvormige CT-apparaat vanuit alle richtingen 'gescand', zodat uiteindelijk een dwarsdoorsnedebeeld met hoge resolutie van het betreffende lichaamsgebied wordt verkregen (CT bepaalt “ alleen "cross-sectionele afbeeldingen, MRI kan afbeeldingen produceren in elk vlak). Tijdens een CT-onderzoek wordt de patiënt dus blootgesteld aan straling.

Tijdens het onderzoek ligt de patiënt zo stil mogelijk op een liggende bank in de CT-unit terwijl de unit in lagen om de patiënt heen draait. Het beeldvormingsprincipe is identiek aan dat van conventionele röntgenstralen: de röntgenstralen gaan door het lichaam, worden in verschillende mate geabsorbeerd of gereflecteerd, afhankelijk van het weefsel dat ze raken, en worden vervolgens door een computer verwerkt tot een doorsnede. Het onderzoek duurt doorgaans slechts enkele minuten (vaak maximaal 10 minuten), afhankelijk van het lichaamsdeel dat wordt onderzocht en de eventueel noodzakelijke toediening van een contrastmiddel. Het toepassingsgebied van de CT is - net als de MRI - breed, zowel botstructuren als weke delen kunnen worden weergegeven, waarbij de eerste in de CT een betere weergavekwaliteit vindt dan in de MRI.