Meetfouten en betrouwbaarheid | Voorzichtige fout: meetfouten die worden uitgevoerd bij diagnose

Meetfouten en betrouwbaarheid

1e axioma van de klassieke testtheorie Het eerste axioma van de testtheorie zegt dat een gemeten waarde altijd bestaat uit de werkelijke waarde en een meetfout. X = W + ex Alleen met perfect betrouwbaarheid zou de meetfout = 0, en de gemeten waarde de werkelijke waarde zijn. In de praktijk komt dit echter bijna nooit voor! Aangezien de meetfout onbekend is, weet men niet de werkelijke waarde van de meting.

Standaard meetfout

Indien de betrouwbaarheid van een meetmethode bekend is, kan de zogenaamde standaardmeetfout worden bepaald: De standaard meetfout: ex = ± sx? 1-rrel In dit interval treedt 68% van de fouten op. Nog grotere fouten zijn slechts voor 32% te verwachten. Om meer significante gegevens te verkrijgen, de betrouwbaarheid moet worden verhoogd.

Het fenomeen van regressie van het centrum

Bij testprocedures kunnen sommige waarden bijzonder goed of bijzonder slecht blijken te zijn. Voor deze waarden kan een hoge werkelijke waarde worden geassocieerd met een vals hoge meetfout of een echte lage waarde met een vals lage meetfout. Het feit dat dit fenomeen weer optreedt bij een meetherhaling is erg klein.

De regressie naar het midden betekent dus dat fout-hoge en fout-lage metingen de neiging hebben om in het midden te staan ​​tijdens een meetherhaling. Deze veranderingswaarden zijn nutteloos voor het evalueren van de verandering veroorzaakt door training.