Koningskaars

Mullein is inheems in Midden-, Oost- en Zuid-Europa, Noord-Afrika, Ethiopië en Klein-Azië. Het medicijnmateriaal is voornamelijk afkomstig uit culturen in Egypte, Bulgarije en Tsjechië. Medicinaal worden de gedroogde gele kronen samen met de meeldraden (Verbasci flos) gebruikt. Minder vaak gebruikt men ook de bladeren van de plant (Verbasci folium).

Mullein: speciale kenmerken

Mullein is een tweejarige plant tot 2.5 m hoog met tomentose, lange rozetbladeren en afwisselende stengelbladeren.

In het tweede jaar van groei ontwikkelen zich de felgele bloemen, gerangschikt in een dichte, lange tros. De bloemen zijn 5-tands en tot 5 cm in doorsnee. Binnenin liggen de vijf draadvormige meeldraden.

Gebruik van toorts in de kruidengeneeskunde.

In kruidengeneeskunde, de meest gebruikte zijn vilten toorts en grootbloemige toorts, die erg op elkaar lijken. Kleinbloemige toorts wordt echter ook als een acceptabele medicijnbron beschouwd.

Het medicijn bestaat uit een veelvoud aan gele bloemkronen, bestaande uit drie grotere en twee kleinere bloembladen met wollige haren aan de buitenkant. Andere componenten van het medicijnmateriaal zijn bloemfragmenten en af ​​en toe dunne, roodachtig gele meeldraden.

Geur en smaak van wollige bloemen

De geur van wollige bloemen is relatief zwak en doet denken aan honing​ Wollige bloemen smaak zoetig en licht slijmerig.