Hoe kan de hoeveelheid vet in het menselijk lichaam worden bepaald? | Vetten in het menselijk lichaam

Hoe kan de hoeveelheid vet in het menselijk lichaam worden bepaald?

Er zijn verschillende methoden om te bepalen lichaamsvet percentage: De meest gebruikelijke methode is de mechanische methode met een schuifmaat, die de dikte van de huidplooien op 10 verschillende punten op het lichaam meet. Nadelen zijn dat alleen het onderhuidse vetweefsel wordt gemeten en het orgaanvet weggelaten wordt en dat er een zekere subjectiviteit is door de te kiezen locaties. De methode is echter zeer geschikt om een ​​ontwikkeling te documenteren, vooral omdat deze, in tegenstelling tot andere methoden, niet wordt beïnvloed door alcohol- en koffieverbruik.

Daarnaast zijn er verschillende chemische, elektrische of ultrageluidondersteunde procedures. De interpretatie van de lichaamsvet percentage, rekening houdend met leeftijd en lichaamsbouw, is als volgt: Voor vrouwen, afhankelijk van de leeftijd, waarden van ca. 22-35% wordt als normaal beschouwd en waarden van 34-41% worden als hoog beschouwd, waarden daaronder worden als laag beschouwd en waarden daarboven als zeer hoog.

Voor mannen worden, afhankelijk van de leeftijd, waarden van ongeveer 11-23% als normaal beschouwd en waarden van 22-28% zijn hoog. Voor mannen worden waarden van 2-5% als essentieel beschouwd en voor vrouwen 10-13%. Vrouwen hebben een hoger percentage lichaamsvet, vooral om tijdens het gebruik te kunnen beschikken over extra reserves zwangerschap.

Body Mass Index (BMI)

De Body Mass Index (BMI) is een hulpmiddel om de verhouding tussen lichaamsgewicht en lichaamsgewicht van een persoon te beoordelen. Het wordt berekend door het gewicht (in kilogram) te delen door de hoogte (in meters) in het kwadraat. Een persoon die bijvoorbeeld 1.80 m lang is en 75 kg weegt, heeft een BMI van ongeveer 23.1.

Als richtlijn voor de hoogte van de BMI, aangezien de BMI geen rekening houdt met geslacht, gestalte, leeftijd of spiermassa, moet het zeer zorgvuldig worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de individuele kenmerken van een persoon, en dient het alleen als een ruwe richtlijn. Een competitieve atleet met een BMI van 29 hoeft dat niet per se te zijn te zwaar, en dat hoeft ook niet voor een jonge vrouw met een BMI van 18 ondergewicht. Er zijn aparte, leeftijdsspecifieke richtlijnen voor kinderen, omdat de drempelwaarden voor een gezonde BMI sterk variëren naargelang de leeftijd, bijvoorbeeld tijdens de puberteit.

De correlatie tussen BMI en morbiditeit of mortaliteit is vandaag de dag nog steeds controversieel. Terwijl te zwaar en zwaarlijvigheid leiden duidelijk tot een verhoogd risico op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, sommige onderzoeken laten zien dat mensen dat wel zijn te zwaar hebben zelfs een iets lager sterftecijfer in vergelijking (zwaarlijvigheid paradox).

  • BMI <18.5: ondergewicht
  • BMI 18.5-25: Normaal gewicht
  • BMI 25-30 Overgewicht
  • BMI> 30: Adipositas