Histologie (fijne reconstructie) | Pulmonale longblaasjes

Histologie (fijne reconstructie)

A pulmonale longblaasjes is een honingraatachtige uitstulping van het bronchiale systeem. Pulmonale longblaasjes hebben een erg dunne wand. Deze dunne wand is nodig voor de optimale condities van snelle gasuitwisseling tussen bloed en ademhalingslucht.

De muur van de pulmonale longblaasjes wordt gevormd door verschillende cellen. Pneumocyten type I vormen het grootste deel met 90%. Deze grote en dunne cellen lijken erg op de endotheel en bekleed de longblaasjes.

Deze type I pneumocyten zijn niet meer in staat om zich te delen. Ze zijn verantwoordelijk voor de gasuitwisseling en behoren tot de bloed-luchtbarrière. Ongeveer 7% van de cellen zijn pneumocyten type II.

Deze cellen zijn hoger in vergelijking met pneumocyten type I en zijn niet zo plat. Pneumocyten type II zijn verantwoordelijk voor de vorming van oppervlakteactieve stof. Surfactant is een oppervlakte-actieve stof die bestaat uit fosfolipiden en surfactant eiwitten.

Deze stof bekleedt bovendien de longblaasjes en vermindert de oppervlaktespanning van de longen. Het zorgt er dus voor dat de longblaasjes niet instorten, dat wil zeggen niet instorten. Pneumocyten type II zijn ook in staat om te delen en kunnen pneumocyten type I vervangen die verloren zijn gegaan door defectdekking.

Alveolaire macrofagen kunnen ook aanwezig zijn als extra cellen in de longblaasjes. Deze cellen behoren tot de immuunsysteem, dwz het verdedigingssysteem van de long. Alveolaire macrofagen kunnen pathogenen fagocyteren die de longblaasjes zijn binnengedrongen en zo de longen en longblaasjes schoon houden. De longblaasjes zijn door deze wanden van elkaar gescheiden. In deze wanden zitten echter kleine poriën, zogenaamde "Kohn" -poriën, waardoor de longblaasjes met elkaar in contact komen.

Functie

De longblaasjes worden gebruikt voor gasuitwisseling tussen de ingeademde lucht en doorgegeven door het bronchiale systeem en de bloed in de haarvaten. De gasuitwisseling vindt plaats via het membraan dat de longblaasjes van de capillairen scheidt. Dit is de zogenaamde bloed-luchtbarrière, dat wil zeggen het pad dat de zuurstof moet afleggen om van de lucht die we inademen naar het bloed te gaan.

De bloed-luchtbarrière bestaat uit de volgende onderdelen: de celextensies van de pneumocyten type I, een dunne basale lamina en de celextensies van de endotheelcellen. De endotheelcellen behoren tot de wandstructuur van de capillairen. Deze bloed-luchtbarrière is slechts 0.2 tot 0.6 μm dik. Deze korte afstand die het gas moet afleggen en de dichtheid van de capillair netwerk rond de longblaasjes zorgen voor een snelle en efficiënte gasuitwisseling.

Dit komt doordat de tijd waarin het bloed in de capillairen beschikbaar is voor gasuitwisseling slechts zeer kort is, ongeveer 0.75 seconden. Door de gasuitwisseling bereikt de zuurstof in de ingeademde lucht nu de longblaasjes via de bronchiën. Hier kunnen de gasvormige zuurstofmoleculen de bloed-luchtbarrière passeren en het bloed binnendringen.

In ruil daarvoor komt kooldioxide vrij uit het bloed, dat in de uitgeademde lucht uit het lichaam wordt afgevoerd. Goede doorbloeding en ventilatie is noodzakelijk voor een efficiënte gasuitwisseling. Perfusie betekent dat de longblaasjes voldoende van bloed worden voorzien via de capillair, dwz dat er voldoende bloed langs de longblaasjes stroomt. Ventilatie betekent dat de longen en dus de longblaasjes voldoende worden geventileerd, dat wil zeggen dat er voldoende lucht in en uit de longen stroomt.