Bloedtransfusie: redenen, procedure en risico's

Wat is een bloedtransfusie?

Een bloedtransfusie wordt gebruikt om een ​​tekort aan bloed of bloedbestanddelen te compenseren of om het bloed in het lichaam te vervangen. Hiervoor wordt bloed uit plastic zakken (bloedreserves) via een veneuze toegang in het lichaam van de patiënt gebracht. Als dit bloed afkomstig is van een buitenlandse donor, wordt de bloedeenheid een buitenlandse bloeddonatie genoemd. Als de patiënt eigen bloed krijgt, dat vooraf is afgenomen en opgeslagen, spreekt men van autologe bloeddonatie of autotransfusie.

Terwijl in het verleden volbloedtransfusies met alle componenten werden uitgevoerd, worden bloedeenheden tegenwoordig in hun afzonderlijke componenten gescheiden. Dit resulteert in:

  • concentraat van rode bloedcellen – bestaande uit rode bloedcellen (erytrocyten)
  • Granulocytenconcentraat – bestaande uit bepaalde witte bloedcellen (granulocyten)
  • Bloedplaatjesconcentraat – bestaande uit bloedplaatjes (trombocyten)
  • Bloedplasma (= niet-cellulair deel van bloed)

Wanneer voer je een bloedtransfusie uit?

Rode bloedcelconcentraten worden meestal gebruikt bij acuut bloedverlies om de verloren rode bloedcellen te vervangen.

Bij hoog bloedverlies worden ook bloedplaatjesconcentraten gegeven. Bovendien wordt dit type bloedtransfusie gegeven bij stoornissen in de bloedplaatjesvorming en als bloedingsprofylaxe vóór een operatie.

Omdat bloedplasma stollingsfactoren bevat die belangrijk zijn voor de bloedstolling, wordt het ook preventief getransfundeerd als bloedingsneigingen worden vermoed.

Granulocytenconcentraat kan worden gegeven als onderdeel van een bloedtransfusie tegen kanker. De daarin aanwezige witte bloedcellen (neutrofielen, basofielen en eosinofielen) zouden het verzwakte immuunsysteem moeten versterken.

Wat doe je tijdens een bloedtransfusie?

Voorafgaand aan de daadwerkelijke bloedtransfusie bespreekt de arts de mogelijke risico’s en bijwerkingen met u en bepaalt uw bloedgroep. Ook wordt u gevraagd een toestemmingsformulier te ondertekenen.

AB0 Bloedgroepsysteem

Op rode bloedcellen (erytrocyten) bevinden zich eiwitstructuren die antigenen worden genoemd. Antigenen zijn eiwitten die een immuunreactie in het lichaam veroorzaken. Dragers met type A-antigenen hebben bloedgroep A, en dragers met type B hebben dienovereenkomstig bloedgroep B. Als een persoon beide antigeentypen bezit, heeft hij of zij bloedgroep AB. Als er geen antigenen op de erytrocyten aanwezig zijn, spreekt men van bloedgroep 0.

In het bloedplasma bevinden zich antilichamen tegen erytrocytantigenen. Om ervoor te zorgen dat het immuunsysteem het eigen lichaam niet aanvalt, heeft iemand met bloedgroep A bijvoorbeeld geen antistoffen tegen type A-antigenen.

Rhesus bloedgroepsysteem

Het rhesusbloedgroepensysteem maakt onderscheid of de bloedcellen een bepaald eiwit – de rhesusfactor – dragen (rhesuspositief) of niet (rhesusnegatief). Ongeveer 85 procent van de mensen in Europa is rhesus-positief, de overige 15 procent rhesus-negatief.

Test aan het bed

De bedtest wordt uitgevoerd op het bloed van de ontvanger en op de bloedeenheid die daarvoor bestemd is.

Kruisproef

Bij de kruisproef worden de rode bloedcellen van de bloedeenheid gemengd met het plasma van de ontvanger (grote test) en worden de rode bloedcellen van de ontvanger gemengd met het plasma van de bloedeenheid (kleine test). Ook hier mag geen agglutinatie optreden.

Verdere procedure

Vóór de bloedtransfusie worden uw patiëntgegevens nogmaals gecontroleerd om verwarring te voorkomen. De arts plaatst een toegangslijn in de ader waardoor de bloedtransfusie uw lichaam binnenkomt. Zowel tijdens de bloedtransfusie als minimaal een half uur daarna wordt u gecontroleerd. Dit omvat regelmatige controle van uw bloeddruk en hartslag. Als u zich onwel voelt, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.

Nadere informatie: Bloeddonatie

Nadere informatie: Plasma doneren

Als je wilt weten waar je op moet letten bij het doneren van plasma en hoe het allemaal werkt, lees dan het artikel Plasma doneren.

Wat zijn de risico's van een bloedtransfusie?

De risico's die gepaard gaan met bloedtransfusies zijn zeldzaam, maar meestal ernstig. Bij een zogenaamde transfusiereactie reageert het bloed van de donor met het bloed van de ontvanger vanwege incompatibiliteit van bloedgroepen. Hierdoor vernietigt het immuunsysteem het donorbloed, wat kan leiden tot koorts, bloedarmoede, geelzucht, problemen met de bloedsomloop en nierfalen. De transfusiereactie kan direct tijdens de transfusie zelf optreden of kan uitgesteld worden.

Ook mogelijk zijn allergische reacties die zich manifesteren als koorts, misselijkheid, kortademigheid, bloeddrukdaling, roodheid, jeuk en, in zeldzame gevallen, shock.

Als een patiënt veel rode bloedcelconcentraten krijgt, kan het ijzer in de rode bloedcellen in de organen worden afgezet en cel- en orgaanbeschadiging veroorzaken. Vooral de lever, het hart, het beenmerg en de hormoonproducerende organen worden getroffen.

Waar moet ik op letten na een bloedtransfusie?

Na een poliklinische bloedtransfusie kunt u doorgaans naar huis. Als u enig ongemak bemerkt, zoals misselijkheid of problemen met de bloedsomloop, dient u onmiddellijk uw arts te informeren.

Bij regelmatige bloedtransfusies wordt het succes van de therapie gevolgd. Het meten van hemoglobine (rood bloedpigment) en ijzer is vooral belangrijk in verband met ijzerstapeling veroorzaakt door de bloedtransfusie. Bijwerkingen treden hier pas op als de organen door de overbelasting in hun functie worden aangetast.