Halitofobie

Halitophobia (synoniem: angst voor slechte adem​ ICD-10-GM F40.9: fobische stoornis, niet gespecificeerd) beschrijft het geloof of de angst om eraan te lijden slechte adem.

halitosis (slechte adem) is een probleem waarover vaak wordt stilgehouden. Bijna niemand spreekt de persoon met wie hij praat openlijk aan over zijn onaangename geur, want slechte adem is voor velen nog steeds een taboe. Maar er zijn mensen die dagelijks worden geconfronteerd met de vraag of ze zelf last hebben van een slechte adem. Ongeveer 12 tot 27 procent van halitose patiënten zijn halitofoob.

Symptomen - klachten

Patiënten met halitofobie zijn ervan overtuigd dat ze een slechte adem hebben. Ze nemen dit waar. Patiënten met true halitose, aan de andere kant, merken hun vaak sterke slechte adem zelf meestal helemaal niet. Hier ligt een groot verschil tussen de twee klinische beelden. Een halitofobe patiënt kan op geen enkele manier worden overtuigd dat zijn slechte adem niet bestaat. De patiënten schamen zich voor het veronderstelde geur, depressieve stemmingen zijn mogelijk. Omdat patiënten denken dat ze daadwerkelijk aan halitose lijden, is het onwaarschijnlijk dat ze een psychiater of psycholoog; in plaats daarvan, als ze erin slagen hun schaamte te overwinnen, zullen ze waarschijnlijk een tandarts bezoeken.

Pathogenese (ontwikkeling van ziekte) - etiologie (oorzaken)

De oorzaken van halitofobie zijn psychologisch. Wat precies leidde tot het verschijnen van de ziekte, moet individueel worden bepaald door een psycholoog of psychiater in samenwerking met de patiënt.

Gevolgen ziekten

Als er toenemende waanideeën over de eigen slechte adem optreden, wordt dit olfactorisch referentiesyndroom genoemd.

Diagnose

De tandarts herkent halitofobie aan verschillende kenmerken. De patiënt vertelt vaak onder schaamte over zijn probleem, maar dat wordt door de behandelaar niet subjectief waargenomen. De tandarts vraagt ​​of de patiënt ooit door mensen uit de sociale omgeving is benaderd over zijn slechte adem, die meestal wordt ontkend. Toch trekt de patiënt zich sociaal terug om niemand met zijn slechte adem te beledigen. De patiënt is ook niet overtuigd door olfactorische metingen die de aanwezigheid van halitose tegenspreken.

Therapie

De therapie van halitofobie kan niet door een tandarts worden gedaan, omdat het een psychische aandoening is. Daarom moet de tandarts de patiënt voorzichtig en met veel empathie doorverwijzen naar een ervaren collega in de psychologie of psychotherapie​ Alleen op deze manier is het mogelijk om de oorzaken van de halitofobie te achterhalen en uit te werken solutionsHet kan van tevoren helpen om de patiënt niet meteen met zijn halitofobie te confronteren, maar eerst de gebruikelijke mondhygiëne procedures voor halitose en om een ​​vertrouwensbasis op te bouwen alvorens de patiënt door te verwijzen naar een psycholoog. Op deze manier moet worden getracht te voorkomen dat de patiënt het gevoel heeft dat hij of zij niet serieus wordt genomen en, indien nodig, de behandeling daardoor stopzetten.