Diagnose | Ooievaarsbeet in de nek

Diagnose

De diagnose kan meestal direct na de geboorte worden gesteld. Hiervoor is een blikdiagnose voldoende, een weefselmonster is niet nodig. In zeldzame gevallen wordt de ooievaarsbeet pas na enkele dagen zichtbaar, daarom wordt deze soms pas opgemerkt tijdens de eerste onderzoeken van de pasgeborene.

Tijdens het fysiek onderzoek bloed schepen kan met een transparante spatel worden uitgeperst - de rode kleur verdwijnt dan even. De test kan een indicatie geven van de diagnose. Als de veranderingen zich voordoen in het gezicht of in zeer grote gebieden aan slechts één kant van het lichaam, moet een nader onderzoek op bepaalde genetische syndromen worden uitgevoerd.

Therapie

Als de ooievaarsbeet het enige symptoom is, is het een veel voorkomende verandering van de huid die niet behandeld hoeft te worden. Bij de meeste kinderen vervagen de veranderingen in de huid na enkele maanden tot jaren en zijn ze niet of nauwelijks meer zichtbaar. Als de ooievaarsbeet optreedt als onderdeel van een genetisch syndroom, is het van belang deze zo goed mogelijk te behandelen en indien nodig medicatie voor acute symptomatische therapie beschikbaar te hebben.

Als de ooievaarsbeet na een paar jaar niet vervaagt en door de ligging cosmetisch storend is, kan de huidverandering worden verwijderd. In de meeste gevallen wordt een specifieke lasertechniek gebruikt, waarmee een cosmetische verwijdering van de huidverandering kan worden bereikt. De behandeling duurt echter vaak meerdere jaren.

Een behandeling bij verkoudheid (cryotherapie) is in principe ook mogelijk, maar gaat vaak gepaard met minder mooie resultaten. Dekking met speciale cosmetica is ook mogelijk, maar dit is meestal relatief kostbaar. Het verwijderen van de ooievaarsbeet wordt vooral aanbevolen als deze op het gezicht verschijnt en na enkele jaren niet vervaagd is. Het verwijderen van de ooievaarsbeet kan de eigen esthetische sensatie versterken.

Prognose

Hoewel een ooievaarsbeet voorkomt bij tot 50% van de pasgeborenen, worden significant minder volwassenen getroffen door de huidveranderingen. Dit komt door de frequente spontane regressie van de huidsymptomen. In de eerste jaren verdwijnt bij veel kinderen een ooievaarsbeet.

Verwijdering door laser- of koudetherapie moet daarom pas na het tweede levensjaar worden overwogen in afwachting van een mogelijke spontane verbetering. Als de ooievaarsbeet na het derde levensjaar nog goed te zien is, is de kans groot dat deze de rest van je leven min of meer zichtbaar zal blijven. In de loop van de jaren kan de plek echter verder vervagen.