Huidveranderingen

Hieronder volgt een overzicht en korte beschrijving van de belangrijkste huidveranderingen. U krijgt informatie over de individuele huidbloeiingen en de typische klinische beelden waarin ze voorkomen. In elke sectie heeft u ook de mogelijkheid om onze belangrijkste artikelen in te zien en te ontvangen verdere informatie.

Vormen van huidveranderingen

De hieronder opgesomde huidlaesies beschrijven in lekentermen die door een dermatoloog worden gebruikt om huidlaesies op een medisch nauwkeurige manier te beschrijven. Huidlaesies worden huidflorescenties genoemd. Met behulp van deze uitbloeiingen kunnen alle huidziekten worden beschreven.

Huidbloemen kunnen grofweg in twee groepen worden verdeeld:

  • Primaire uitbloeiingen zijn huidveranderingen die direct worden veroorzaakt door een huidziekte
  • Secundaire chlorescentie Secundaire chlorescentie is het resultaat van ofwel een primaire fluorescentie ofwel van externe schade aan de huid

Hier is een overzicht van de primaire uitbloeiingen:

  • De macula is een afgebakende, niet-voelbare huidverandering. Je kunt dus gemakkelijk de randen van deze plek herkennen, maar de plek zelf wordt niet verhoogd. Dit betekent dat u de verandering niet kunt voelen door simpelweg de macula over de huid te strijken.

    De macula is in zijn uitbreiding beperkt tot de bovenste huidlagen.

  • De papula, ook wel knobbel of papule genoemd, is een kleine omgeschreven sublimiteit. Er zijn papels van de bovenste, maar ook van de onderste huidlagen. Papels zijn bijvoorbeeld te vinden in acne.
  • De modus, of knooppunt, is een omgeschreven substantie-proliferatie in of onder de huid.

    Ze zijn groter dan een papel.

  • De Urtica, of wheal, is een vaag gedefinieerd vlak reliëf.
  • Het blaasje of de blaar is een met vloeistof gevulde holte in de bovenste huidlaag, de epidermis.
  • De bulla, de blaas, is vergelijkbaar met een blaasje, alleen groter. Deze grote bellen gevuld met vloeistof ontstaan ​​vaak uit kleine blaasjes.
  • De puist, de puist, is een steriele, gelige opeenhoping van leukocyten (wit bloed cellen) in een holte in de epidermis (bovenste huidlaag). Puisten worden bijvoorbeeld gevonden in psoriasis en acne.

Een kort overzicht van secundaire fluorescentie:

  • Squama, de schaal, wordt gekenmerkt door een verhoogde opeenhoping van hoornlamellen.

    Deze schalen komen voornamelijk voor in psoriasis.

  • Crusta, de korst, is een afzetting van gedroogde afscheiding.
  • Cicatrix, het litteken, wordt gekenmerkt door een genezing van een eerder defect. Het litteken kan atrofisch zijn (minder weefsel dan voorheen) of hypertrofisch (met verhoogde weefselgroei).
  • De rhagade, of spleet, is een gespleten traan die zich uitstrekt tot in de dermis. Op niet verhoornde huid-slijmvliesgebieden worden ze kloven genoemd.

    Ze komen vaak voor in de hoeken van de mond.

  • Erosie (slijtage) is een oppervlakkig defect dat geneest zonder littekens.
  • Een excoratio is een defect dat zich uitstrekt tot in de dermis (onderste huidlaag). Niettemin geneest de excoratio meestal zonder littekens. Het defect is dus dieper dan bij erosie.
  • An zweer of tumor beschrijft een dieper reikend defect dat na genezing een litteken achterlaat.
  • Atrofie is weefselverlies zonder eerder defect.
  • Een puistje (puistje) kan ook voorkomen als secundaire chlorescentie.