AIDS en HIV: symptomen en behandeling

Kort overzicht

  • Symptomen: Vroege symptomen lijken op griep, later ernstig gewichtsverlies, nachtelijk zweten, diarree, secundaire ziekten zoals longontsteking, schimmelinfecties, tuberculose, Kaposi-sarcoom
  • Behandeling: medicijnen die voorkomen dat het virus zich vermenigvuldigt, de symptomen verlichten, de immuniteit versterken
  • Diagnose: Bloedonderzoek eerst op HIV-antilichamen, daarna op HIV-antigenen; bevestigde diagnose pas drie maanden na infectie mogelijk
  • Oorzaken en risicofactoren: onbeschermde seks, besmette drugsparafernalia, prikwonden met bijvoorbeeld geïnfecteerde naald
  • Verloop en prognose: Bij vroegtijdige detectie zeer goed te behandelen, maar niet te genezen.
  • Preventie: Condooms, schone medicijnattributen, indien nodig bepaalde medicijnen als er een redelijk vermoeden van infectie bestaat

Wat is HIV en AIDS?

AIDS is een verworven immuundeficiëntiesyndroom. Het wordt veroorzaakt door het HI-virus, dat bepaalde cellen van het immuunsysteem aanvalt. Het verschil tussen HIV en AIDS is dat HIV verwijst naar de ziekteverwekker die de immuundeficiëntie veroorzaakt, terwijl AIDS verwijst naar de laatste fase van een HIV-infectie.

Veel mensen die besmet zijn met HIV vertonen nog geen klachten of kunnen met medicijnen nog worden afgewend. Patiënten in het AIDS-stadium lijden daarentegen aan verschillende typische, vaak levensbedreigende secundaire infecties en tumoren als gevolg van de uitgesproken immuundeficiëntie.

In landen met goede gezondheidszorgsystemen voorkomen moderne medicijnen vaak het ontstaan ​​van AIDS. In de meeste gevallen kan de virale lading in het bloed zodanig worden verminderd dat de ziekteverwekker niet langer detecteerbaar is. Een grotendeels normaal leven met een normale levensverwachting is dan mogelijk. Het is echter belangrijk dat de behandeling vroeg begint.

Waar staat HIV voor?

HIV staat voor ‘humaan immunodeficiëntievirus’, wat menselijk immunodeficiëntievirus betekent. Het vermenigvuldigt zich in speciale immuuncellen, de zogenaamde T-helpercellen. Om dit te doen, introduceert het zijn genetische blauwdrukken in de cel, gebruikt het zijn replicatiestructuren en vernietigt zo de T-cellen. T-helpercellen spelen echter een centrale rol in het immuunsysteem: bij de verdediging tegen ziekteverwekkers coördineren ze andere cellen van het immuunsysteem.

Een tijdje slaagt het lichaam erin de HI-virussen te bestrijden. Om dit te doen, vormt het speciale antilichamen die het HI-virus detecteren. Deze zogenaamde latentiefase duurt soms jaren. De patiënt is dan besmet en besmettelijk voor anderen, maar voelt geen ziektesymptomen.

Op een gegeven moment zijn er echter niet meer voldoende T-helpercellen. Dan hebben zowel andere virussen als bacteriën en schimmels het gemakkelijk in het lichaam van de besmette persoon.

Waar staat AIDS voor?

In de laatste fase van een HIV-infectie ontwikkelen patiënten AIDS. De afkorting AIDS staat voor ‘acquired immunodeficiency syndrome’. Dit betekent ‘verworven immuundeficiëntiesyndroom’.

In deze fase is de immuunafweer ernstig verzwakt. De patiënt wordt dan ziek met infecties die anders zeldzaam zijn maar snel gevaarlijk worden. Bovendien ontwikkelen patiënten een zogenaamd wasting-syndroom met koorts, diarree en ernstig gewichtsverlies.

Vaak vallen de virussen nu ook de hersenen aan, wat resulteert in een zogenaamde HIV-geassocieerde encefalopathie. Deze ziekte van de hersenen gaat gepaard met stoornissen in de fysieke maar ook mentale prestaties. In sommige gevallen leidt het tot dementie. Specifieke kwaadaardige veranderingen zoals het Kaposi-sarcoom zijn ook typerend voor AIDS.

Wat zijn de symptomen van HIV en AIDS?

De symptomen van een HIV-infectie tot aan het AIDS-stadium verschillen afhankelijk van de fase van de ziekte.

Acute HIV-infectie

Bij ongeveer 30 procent verschijnen de eerste symptomen van een HIV-infectie binnen zes dagen tot zes weken na infectie. In deze acute fase lijken de symptomen op een griepachtige infectie of een milde vorm van klierkoorts. Daarom blijft een HIV-infectie in de vroege stadia vaak onopgemerkt. De eerste tekenen zijn:

  • Hoofdpijn en/of keelpijn
  • Koorts en/of nachtelijk zweten
  • Diarree
  • Huiduitslag, vooral op de borst en rug

Deze eerste acute fase van een HIV-infectie duurt gewoonlijk slechts één tot twee weken. In veel gevallen is dit ook mild van aard, daarom zien veel getroffen mensen hier geen arts. Hier is sprake van een sterke virusvermenigvuldiging, waardoor de kans op infectie via lichaamsvloeistoffen zoals sperma, bloed of via de slijmvliezen groot is.

Als u zich zorgen maakt dat u HIV heeft opgelopen, bijvoorbeeld door onbeschermde geslachtsgemeenschap, is het belangrijk om een ​​arts te raadplegen. Zorg ervoor dat u de symptomen serieus neemt, zelfs als ze weer verdwijnen. Alleen een vroege therapie zal u helpen. Een test biedt zekerheid voor u en beschermt ook anderen tegen een infectie.

Symptoomvrije latentiefase

Nadat de eerste HIV-symptomen zijn afgenomen, blijft de virusinfectie soms jarenlang symptoomvrij of symptoomarm. Gemiddeld is dit tien jaar, maar het kan korter zijn bij zuigelingen of jonge kinderen of bij personen met een verzwakt immuunsysteem.

Het virus blijft echter gedurende deze tijd actief en veroorzaakt op lange termijn schade aan het immuunsysteem. Deze stille fase van de infectie (ook wel de latentiefase genoemd) eindigt bij ongeveer 40 procent van de HIV-patiënten met zwelling van de lymfeklieren over het hele lichaam. Deze aandoening duurt meestal langer dan drie maanden.

Fase met symptomen van HIV-infectie

  • Langdurige diarree (meer dan vier weken)
  • Koorts boven 38.5 °C
  • Perifere neuropathie (zenuwaandoeningen behalve hersenen en ruggenmerg, bijvoorbeeld in armen of benen)
  • Schimmelziekten in de keel of het genitale gebied
  • Gordelroos (herpes zoster)
  • Mondhaarleukoplakie (witachtige veranderingen aan de zijkant van de tong)

Symptomen in de AIDS-fase van een HIV-infectie

In een vergevorderd stadium leidt een HIV-infectie tot AIDS. Vooral bij onbehandelde of laat gediagnosticeerde HIV-patiënten komt dan AIDS voor. In deze fase is het ernstig verzwakte immuunsysteem niet meer bestand tegen de vele ziekteverwekkers. Indien onbehandeld, ontwikkelt ongeveer de helft van alle geïnfecteerde personen tien jaar na de HIV-infectie AIDS.

AIDS-definiërende ziekten zijn onder meer:

  • Verspild syndroom
  • Hersenfunctiestoornissen (HIV-geassocieerde encefalopathie).
  • Opportunistische infecties (zoals bepaalde schimmelinfecties, cerebrale toxoplasmose of veel voorkomende bacteriële longinfecties)
  • Bepaalde vormen van kanker, zoals Kaposi-sarcoom, non-Hodgkin-lymfoom, baarmoederhalskanker

Verspild syndroom

Symptomen van het zogenaamde wasting-syndroom zijn:

  • Onbedoeld gewichtsverlies van meer dan tien procent van het lichaamsgewicht
  • Aanhoudende diarree (langer dan 30 dagen)
  • Koorts en uitputting

HIV-geassocieerde encefalopathie

  • Concentratie- en geheugenstoornissen
  • Loopstoornissen en tekorten aan fijne motoriek
  • Depressie

Opportunistische infecties

Bij zogenaamde opportunistische infecties profiteren ziekteverwekkers van immuundeficiënties om zich te vermenigvuldigen. Hoewel dergelijke infecties zeldzaam zijn bij mensen met een gezond immuunsysteem en gemakkelijk kunnen worden bestreden, kunnen ze bij AIDS-patiënten levensbedreigend zijn.

Deze omvatten de volgende ziekten:

  • Longontstekingen veroorzaakt door de ziekteverwekker Pneumocystis jirovecii
  • Candida-schimmelinfecties van de slokdarm en de diepe luchtwegen
  • Hersenontstekingen veroorzaakt door de toxoplasmose-pathogeen
  • Cytomegalovirusinfecties in het oog, de longen, de hersenen of de darmen
  • Tuberculose

Bepaalde kankers

In 20 procent van de gevallen wordt AIDS alleen in combinatie met deze ziekten gediagnosticeerd. Deze AIDS-definiërende kankerziekten omvatten:

  • Kaposi-sarcoom: kwaadaardig neoplasma van bloedvaten zichtbaar op de huid als bruinrode vlekken, in de volksmond bekend als AIDS-vlekken; maar komen door het hele lichaam voor (maag, darmen, lymfeklieren, longen)
  • Non-Hodgkinlymfoom: meestal bij mannen
  • Carcinoom van de baarmoeder (baarmoederhalscarcinoom).

Er zijn ook andere vormen van kanker, zoals het Hodgkin-lymfoom of longcarcinoom, die ook voorkomen bij mensen met HIV, maar die niet definitief zijn voor AIDS.

Hoe kan HIV/AIDS worden genezen?

De hiv-medicijnen slagen erin de virale last in het bloed terug te brengen tot onder de detectiegrens. Dit maakt het mogelijk om een ​​stabiel immuunsysteem weer op te bouwen, de overgang naar een hoger stadium van de ziekte te voorkomen en het risico op besmetting van anderen (infectiviteit) te elimineren.

Zorgeloos vrijen en ouderschap zijn dan zonder problemen mogelijk. Hoe eerder de ziekte kan worden behandeld, hoe groter de kans op een onbelast leven. Bijkomende ziekten zoals hepatitis maken de behandeling daarentegen moeilijker.

Zeer actieve antiretrovirale therapie (HAART)

HIV-patiënten krijgen een zeer actieve antiretrovirale therapie, kortweg HAART. Het bestaat uit een individueel aangepaste combinatie van verschillende medicijnen. Een combinatie van verschillende medicijnen is belangrijk om de ontwikkeling van resistentie tegen het HI-virus te voorkomen. De volgende medicijnen zijn beschikbaar:

  • Reverse-transcriptaseremmers (RTI): deze voorkomen dat het HI-virus zich vermenigvuldigt door het hiervoor benodigde ‘reverse-transcriptase’-enzym te remmen. Voorbeelden van actieve ingrediënten: Lamivudine, tenofovir, emtricitabine, efavirenz.
  • Proteaseremmers (PI): Deze voorkomen virale replicatie door de hermontage van virale deeltjes te remmen. Eén van deze middelen is atazanavir.
  • Fusieremmers (FI): Deze voorkomen dat het virus een menselijke cel binnendringt. Ze omvatten bijvoorbeeld enfuvirtide.

Daarnaast zijn er sinds 2020/2021 andere nieuw goedgekeurde stoffen (monoklonale antilichamen en hechtingsremmers) die worden gebruikt voor de medicamenteuze behandeling van HIV.

Wanneer en in welke mate artsen HAART starten, hangt af van elke individuele patiënt. Bepalend voor de beslissing zijn bijvoorbeeld de huidige klachten en de mogelijke bijwerkingen van de hiv-behandeling. Laboratoriumcriteria spelen ook een rol bij de behandelbeslissing, bijvoorbeeld het aantal resterende T-helpercellen.

Naast de levenslange, regelmatige inname van medicijnen maken regelmatige controleafspraken deel uit van de behandeling. Artsen bepalen het aantal HI-virussen (virale lading) en T-helpercellen in het bloed en controleren zo het succes van de therapie. Ook houdt de arts mogelijke bijwerkingen op de lange termijn in de gaten, zoals hart- en vaatziekten, nierproblemen of osteoporose.

HIV en AIDS – Wat de getroffenen zelf kunnen doen

Medicamenteuze behandeling is de basis van AIDS-therapie. Daarnaast zijn er de volgende aanbevelingen in het kader van de behandeling:

  • Zoek een arts die AIDS-specialist is en die u sympathiek vindt. Omdat u lange tijd onder zijn medische zorg zult zijn, is dit belangrijk.
  • Volg de instructies van uw arts. Neem uw medicijnen volgens het aangegeven schema. Als u de medicijnen niet kunt verdragen, is het belangrijk dat u niet zomaar stopt met het gebruik ervan, maar eerst met uw arts praat.
  • Vaccinaties (influenza, SARS-CoV-19 en pneumokokken) zijn vooral belangrijk voor mensen met een verzwakt immuunsysteem. Vanwege de HIV-infectie bestaat de mogelijkheid dat bepaalde ziekten ernstiger voor u zijn of u verzwakken.

Een gezonde levensstijl is ook belangrijk, vooral voor mensen die getroffen zijn door HIV. Aspecten waar u als getroffen persoon zelf invloed op kunt uitoefenen zijn:

  • Het is raadzaam niet te roken of drugs te gebruiken, omdat dit uw lichaam verder verzwakt.
  • Versterk uw immuunsysteem door voldoende fruit, groenten en volkorenproducten te eten. Als u problemen heeft met het maag-darmkanaal, zullen voedingsdeskundigen helpen.
  • Beweeg regelmatig. Dit zal helpen om je lichaam en geest in balans te houden. Ontspanning en voldoende slaap versterken bovendien je immuunsysteem.
  • Wees voorzichtig met huisdieren. Was altijd je handen na het aaien van dieren en draag handschoenen bij het schoonmaken van de kattenbak of een knaagdierhok om jezelf te beschermen tegen toxoplasmose.

Counseling en zelfhulp: Als u HIV heeft, is het vaak nuttig om naar een AIDS-adviescentrum te gaan. Hier krijgt u uitgebreide informatie over leven met hiv, ondersteuningsmogelijkheden en hulp bij zelfhulp. Ook de uitwisseling met andere getroffenen opent vaak nieuwe perspectieven. Aan het einde van dit artikel vindt u een link naar een zelfhulpgroep.

Hoe worden HIV en AIDS gediagnosticeerd?

Als u bang bent dat u HIV heeft opgelopen, is uw eerste aanspreekpunt meestal uw huisarts. Hij of zij zal u dan doorverwijzen naar een AIDS-specialist, zoals een internist met ervaring op het gebied van infectieziekten. Eerst zal uw arts u gedetailleerd vragen stellen over uw medische geschiedenis. Hij zal u onder meer de volgende vragen stellen:

  • Heeft u onbeschermde geslachtsgemeenschap gehad?
  • Injecteert u medicijnen?
  • Bent u werkzaam in een medisch beroep?
  • Heeft u de afgelopen weken griepachtige klachten gehad?

De volgende stap is de HIV-test, dat wil zeggen een bloedtest om HIV op te sporen, in de volksmond ook wel de AIDS-test genoemd. Er zijn verschillende manieren om deze test uit te voeren, als laboratoriumtest met bloed uit de armkromme of als sneltest met bloed uit de vingertop.

In de regel neemt de arts bloed uit de holte van de arm en stuurt de test naar het laboratorium. Daar zoeken ze naar antilichamen. Als deze aanwezig zijn, wordt ter bevestiging een verdere test uitgevoerd. Soms is het testresultaat niet doorslaggevend, in welk geval artsen verdere specifieke tests regelen. Deze omvatten bijvoorbeeld de detectie van een speciaal onderdeel van HIV (HIV-RNA).

Pas zes weken na de vermoedelijke infectie kan de infectie worden uitgesloten door de HIV-test in het laboratorium. Het resultaat is echter al na een paar dagen beschikbaar. Bij de sneltest is de periode voor het definitief uitsluiten van een infectie nog langer en bedraagt ​​twaalf weken, maar de uitslag is al na enkele minuten beschikbaar.

Het lichaam heeft ongeveer twee tot tien weken nodig voordat er antilichamen in het bloed detecteerbaar zijn. Een negatieve HIV-test drie maanden na een mogelijke infectie sluit infectie daarom doorgaans met grote zekerheid uit.

Meer informatie over dit onderwerp vindt u in het artikel HIV-test.

  • Virale lading: hoeveelheid virus in het bloed; Het doel van de therapie is om dit zoveel mogelijk te verminderen
  • T-helperlymfocyten: geven informatie over het stadium van de ziekte en de mate van immunodeficiëntie
  • Bepaling van HIV-resistentie: vóór aanvang van de behandeling en als de medicijnen niet werken

Wat zijn oorzaken en risicofactoren van HIV en AIDS?

De veroorzaker van HIV-infecties en AIDS is het HI-virus. Het HI-virus behoort tot de familie van retrovirussen. Het HI-virus bestaat hoofdzakelijk uit erfelijke informatie (RNA), verpakt in een eiwitcapsule en omgeven door een membraan. Het is ongeveer 80 tot 100 nanometer groot. Er zijn twee soorten HIV, waarbij type 1 wereldwijd de meest voorkomende is.

Zoals bij alle virussen is het afhankelijk van de cellen van organismen (gastheercellen) om zich te kunnen vermenigvuldigen. Gastheercellen van het HI-virus zijn T-helpercellen van het type D4. Het introduceert genetische informatie in de vorm van een enkele RNA-streng. Eerst wordt deze RNA-streng door het enzym reverse transcriptase omgezet in DNA, gevolgd door replicatie.

HIV – hoe raak je besmet?