Oorzaken | Heupluxatie na een TEP

Oorzaken

Er zijn verschillende mogelijke oorzaken voor heupluxatie na een TEP, waarbij de hoofdoorzaak een storing van de geopereerde patiënt na de operatie kan zijn. Maar ook problemen met de eigenlijke prothese of de operatielocatie kunnen aanleiding zijn voor een luxatie. Het is belangrijk om te onderscheiden of adequaat trauma of normale, alledaagse beweging de oorzaak was van de heupdislocatie.

Hoewel het risico op heupluxatie met a heupprothese kan worden verminderd, het kan nooit volledig worden geëlimineerd. Zo kunnen klappen, vallen of ongelukken waarbij de heup aan hoge druk wordt blootgesteld, dislocatie veroorzaken. Evenzo kunnen overmatige bewegingen die de prothese overbelasten, ook leiden tot dislocatie, hoewel afhankelijk van de toegangsroute tijdens de operatie de kans groter is dat bepaalde bewegingen de oorzaak zijn.

Bij een side-front chirurgische benadering is de kans op een heupluxatie na een TEP het grootst bij sterke externe rotatie, een rotatie van de been rond de lengteas met de voet naar buiten gericht, of adductie, dwz het leiden van de getroffenen been naar binnen. Als de prothese vanaf de zijkant is ingebracht, zijn overmatige heupflexie en interne rotatie de belangrijkste oorzaken. Bewegingen die overeenkomen met dit patroon zijn zitten of opstaan ​​of diep buigen. Als deze bewegingen echter alledaagse en gecontroleerde bewegingen zijn, kan een prothese die niet optimaal zit of bijvoorbeeld loskomt bij een infectie, de oorzaak zijn van heupluxatie na een TEP-operatie, die operatief moet worden gecorrigeerd. Een slecht ontwikkeld en zwak spierstelsel van de patiënt kan ook leiden tot overbeweeglijkheid in het gewricht en zo de oorzaak zijn van dislocatie bij een totale endoprothese. Minder vaak worden ook materiële defecten in aanmerking genomen.

Diagnose

Bij het behandelen van een heupdislocatie na a heupprothese medische geschiedenis, inspectie en instrumentele methoden leiden tot een diagnose. Allereerst moet de patiënt worden gevraagd naar een triggerende factor, zoals trauma of de vorige beweging. Een keuring leidt dan tot een diagnose indien deze wordt verkort been dat niet correct naar buiten of naar binnen is gedraaid, is merkbaar.

Belangrijk voor de diagnose is een röntgenstraal van de heup in het anterieure en laterale vlak om de mate van heupluxatie na TEP-operatie te beoordelen en om losraken of verkeerd passen van de prothese uit te sluiten. Als dit niet voldoende is, kan computertomografie nauwkeuriger beelden en een betrouwbare beoordeling van de heupluxatie opleveren. Hierna wordt ook beslist of een verdere operatie al dan niet nodig is.

Als er geen afwijkingen worden gedetecteerd, kan de bewegingsvolgorde en dus mogelijk het dislocatiemechanisme worden gereconstrueerd in een beeldomzetter door middel van bewegende Röntgenstraal afbeeldingen. Op deze manier kan de diagnose luxatie met een heupprothese kan worden geobjectiveerd. Bovendien ontstekingsparameters in de bloed moet worden gemeten om infectie uit te sluiten (zie: Complicatie van een heupprotheseoperatie).