Vaccinatie tegen rodehond

Introductie

rubella infectie is een wereldwijd verspreide virale ziekte die voornamelijk voorkomt in jeugd​ De permanente vaccinatiecommissie van het Robert Koch Instituut, of kortweg STIKO, publiceert de vaccinatieaanbevelingen die in Duitsland van toepassing zijn. Deze omvatten vaccinatie tegen rodehond, meestal in combinatie met vaccinaties tegen mazelen en de bof als de zogenaamde BMR-vaccinatie.

De eerste vaccinatie moet worden gegeven in de eerste 11 tot 14 levensmaanden, de tweede in het tweede levensjaar. Al in 2008 werden onder schoolbeginners vaccinatiegraad van ongeveer 95% voor de eerste vaccinatie en ongeveer 88% voor de tweede vaccinatie bereikt. Het doel van de WHO was om volledig te elimineren rodehond en vooral het bestaande risico op infectie in de baarmoeder tegen 2010. Vanwege zorgen van sommige tegenstanders van de vaccinatie kon dit doel nog niet volledig worden bereikt.

Voor- en nadelen van vaccinatie tegen rodehond

Uiteraard moeten bij elke medische behandeling de voor- en nadelen worden afgewogen en dienovereenkomstig worden gehandeld. Bij rubellavaccinatie wegen de voordelen echter duidelijk op tegen de nadelen (zwangere vrouwen en hun ongeboren kinderen worden ook beschermd tegen ernstige en dramatische complicaties als de vaccinatiegraad hoog genoeg is. Bovendien profiteren kinderen die om verschillende medische redenen geen vaccinatie kunnen krijgen, bescherming.

Kinderziekten mogen daarom nooit lichtvaardig worden opgevat. Tegen deze achtergrond zijn de bijwerkingen van MMRV-vaccinatie, zoals koorts or hoofdpijn, worden gemakkelijk geaccepteerd. Met hoge vaccinatiegraad kan rubella in heel Duitsland worden uitgeroeid. Het is aan elk individu om zijn of haar eigen bijdrage te leveren voor zijn of haar eigen welzijn en het algemeen welzijn.

Wanneer moet de baby worden gevaccineerd?

Als de moeder bij haar al een rubella-infectie heeft opgelopen jeugd of een dubbele vaccinatie tegen rodehond heeft gekregen, heeft de pasgeborene aanvankelijk een zekere "nestbescherming" vanwege die van de moeder antilichamen​ Deze bescherming neemt echter van week tot week af en kan daarom geen vaccinatie vervangen. Volgens de aanbevelingen van STIKO moet de eerste vaccinatie tegen rodehond daarom worden toegediend in de eerste 11 tot 14 maanden van het leven.

De tweede vaccinatie moet worden gegeven vanaf de leeftijd van twee jaar in de periode van 15-23 maanden van het leven. Vaccinatie vóór de leeftijd van 9 maanden wordt niet aanbevolen, aangezien het effect wordt verzwakt door de onvolwassenheid van de immuunsysteem en de moeder bestaat nog steeds antilichamen​ Het mag alleen in uitzonderlijke gevallen worden overwogen, bijvoorbeeld in het geval van een uitbraak van rubella. Als het kind naar een gemeenschapsvoorziening moet worden gebracht, bijvoorbeeld een kinderdagverblijf of moet worden verzorgd door een kindermeisjekan de vaccinatie worden toegediend na de leeftijd van 9 maanden.