Sociale en cognitieve ontwikkeling | Lichamelijke opvoeding

Sociale en cognitieve ontwikkeling

Inzicht in regels, sociale gevoeligheid en frustratietolerantie, samenwerking en overweging behoren tot de sociale basiskwalificaties die in lichamelijke opvoeding. De opvoeder kampt echter met veel leeftijdsspecifieke problemen in het sociaal onderwijs. Baby's jonger dan 3 jaar accepteren iedereen die met ze speelt.

Pas op de leeftijd van 3 kiezen baby's hun eigen vriendjes. Op de leeftijd van 3-4 jaar kunnen kinderen zich nog niet in de positie van anderen verplaatsen. Gevoelens worden herkend, maar de reden is het niet.

Pas vanaf 6 jaar zijn kinderen in staat de gevoelens en reacties van anderen te overzien en hun eigen handelen daarop af te stemmen. De opvoeder dient bij het opvoeden van kinderen op de volgende punten te letten. Kinderen moeten niet worden begeleid bij hun beslissingen, maar het is belangrijk ervoor te zorgen dat hun gedrag eerlijk en gepast is. De interventie moet worden herkend en mag niet voortijdig worden uitgevoerd. De kinderen moeten de kans krijgen om zelfstandig problemen op te lossen om sociale vaardigheden als empathie en attentheid te verwerven.

Motor ontwikkeling

Vanaf de geboorte zijn baby's aangeboren reflexen. In het eerste levensjaar (kinderschoenen) ontwikkelen ze het vermogen om dingen doelgericht te vatten, rechtop te staan ​​en zelfstandig te bewegen. Op deze leeftijd leren kinderen het beste.

De ontwikkelingsrichting is cephalo-caudaal en proximaal-distaal. In het 2e - 3e levensjaar de basis vormen van beweging lopend en lopen zijn ontwikkeld. Zintuiglijke prikkels worden op een gedifferentieerde manier waargenomen.

De bewegingen worden echter nog steeds gekenmerkt door hypertone spierspanning (oneconomisch). In de voorschoolse leeftijd (4 - 6 jaar) de basis vormen van beweging zijn verfijnd en voor het eerst kunnen bewegingen worden gecombineerd. De aandachtsspanne neemt toe, de dorst naar kennis, spel en de behoefte aan beweging neemt toe.

Het belang van spelen

Bij bewegingseducatie worden de volgende spellen onderscheiden. Het aspect van het spel is het doel op zich van het spel met tal van positieve bijwerkingen. Kinderen leren al spelend, maar spelen nog steeds voor de lol.

Het gaat erom nieuwe situaties te leren kennen. Creativiteit en fantasie worden gestimuleerd en aangemoedigd. BUHLER en SCHENK- DANZIGER onderscheiden zich in:

  • Bewegingsspellen (leren met plezier)
  • Speel actie uit het avonturengebied voor kinderen (breng je eigen ervaring mee)
  • Games met tactiele waarneming (taalontwikkeling bevorderen)
  • Veel voorkomende spelsituatie (verbaal of non-verbaal)
  • Bespreking van spelregels (uitspraak, uitbreiding woordenschat, grammatica)
  • Taalspelletjes (moedig spreken aan)
  • Games met kinderliedjes (een combinatie van muziek, beweging en spraak)
  • Functionele spellen (0-2 jaar, ontdek je eigen lichaam)
  • Bouwspellen (2-4 jaar, creëren, plannen, combineren van producten)
  • Fictie- illusiespellen (2 tot 4 jaar, prikkelend tot de verbeelding)
  • Rollenspel (4-6 jaar, ervaring en fantasierollen, spel uitvoeren)
  • Regelspellen (vanaf 5 jaar, vaste regels, volgorde, continuïteit, sociaal gedrag)