Geneesmiddelen voor COPD

Introductie

Sinds COPD (Chronische obstructieve longziekte) is een inflammatoire degeneratieve ziekte waarbij onder andere bepaalde delen van de luchtwegen, de bronchiën, opzwellen, er worden twee soorten medicatie gebruikt om het te behandelen. Enerzijds worden zogenaamde bronchodilatoren gebruikt. Dit is een groep geneesmiddelen die de lichaamseigen signaalroutes gebruiken om de bronchiën te verwijden, waardoor de luchtwegweerstand wordt verminderd en het ademen gemakkelijker wordt.

Aan de andere kant, vanaf een bepaalde mate van de ziekte, cortisone wordt ook gebruikt, een stof die van nature in het lichaam wordt aangemaakt en een sterk ontstekingsremmend effect heeft, waardoor de symptomen worden verlicht. Sinds cortisone kan bij regelmatig gebruik veel bijwerkingen hebben en maakt de patiënt vatbaar voor infecties, de stapsgewijze therapie voor COPD begint met combinaties van bronchodilatoren. Al deze medicijnen worden meestal lokaal toegediend, dwz ze werken rechtstreeks in op de longen. Dit zijn bijvoorbeeld poeders die worden verneveld en ingeademd of vloeistoffen die ook worden ingeademd.

Brochodilatoren

Bronchodilatoren zijn geneesmiddelen die de bronchiën verwijden, dwz de grotere luchtgeleidende luchtwegen. In bepaalde situaties, vooral tijdens sportieve activiteiten, wil het lichaam de luchtwegen verwijden en zo maken ademhaling gemakkelijker. Na inspanning en rust worden de luchtwegen weer vernauwd.

Hiervoor gebruikt het lichaam bepaalde boodschappersubstanties en signaalpaden. Bronchodilatoren maken gebruik van deze mechanismen door de verwijdende (= dispergerende) boodschapper en signaalstoffen na te bootsen of door de vernauwende stoffen te blokkeren. In een COPD Bij de patiënt worden de luchtwegen voortdurend vernauwd, deels door slijm, maar ook door inflammatoire zwelling.

Bronchodilatoren vergemakkelijken ademhaling, wat kan leiden tot een grote verbetering van de symptomen. Dit onderwerp is misschien ook interessant voor u: Therapie van COPD lichaamsfuncties die wij mensen niet bewust kunnen beheersen, zoals de spijsvertering of de snelheid van de hartslag, worden aangestuurd door de zogenaamde autonome zenuwstelsel, die kan worden onderverdeeld in twee antagonisten: het sympathische en parasympathische zenuwstelsel. Terwijl de parasympathische zenuwstelsel heeft de neiging om processen te bevorderen die het lichaam helpen herstellen, de sympathische zenuwstelsel bevordert processen die het lichaam in staat stellen om te vechten of te ontsnappen: het maakt de hart- sneller slaan, spieren spannen en krachtreserves mobiliseren, irrelevante functies zoals de spijsvertering verminderen en de bronchiën uitzetten.

Dit principe wordt gebruikt door geneesmiddelen uit de groep van bèta-2-sympathicomimetica. Ze werken op de bronchiën via dezelfde signaalroute als de boodschappersubstantie van het sympathische zenuwstelsel (norepinephrine of adrenaline) en leiden zo tot een verwijding van de bronchiën. Het is gemakkelijk af te leiden dat een overdosis van zo'n medicijn dan ook kan leiden tot bijwerkingen zoals hart- hartkloppingen, zweten en nervositeit.

Meer artikelen over geneesmiddelen van de groep bèta-2-sympathicomimetica: Salbutamol spray en Viani ®Anticholinergica volgen een soortgelijk werkingsprincipe als de bèta-2-sympathicomimetica die hierboven zijn beschreven. Ze verwijden ook de bronchiën, maar niet door de sympathische zenuwstelsel (zie hierboven), maar door zijn antagonist, de parasympathische zenuwstelsel. De boodschappersubstantie van de parasympathische zenuwstelsel is acetylcholine, wat een vernauwing van de bronchiën veroorzaakt.

Een anti-CHOLINergicum remt daarom dit mechanisme en voorkomt dat de bronchiën vernauwen. Een overdosis kan leiden tot een droge huid mond, bijvoorbeeld omdat speekselvloed, die meestal wordt aangemoedigd door de parasympathische zenuwstelsel, wordt dan ook geremd. Omdat bèta-2-sympathicomimetica en anticholinergica richten zich op een vergelijkbare maar niet dezelfde signaleringsroute, kunnen ze samen worden gebruikt, wat betekent dat ze een wederzijds versterkend (synergetisch) effect hebben.

Fosfodiësterase 4 is een enzym in veel cellen (vooral in immuuncellen) dat de signaalstof cAMP splitst en zo ontstekingsreacties bevordert. Als dit enzym wordt geremd, blijft de signaalstof cAMP langer en wordt de ontsteking niet bevorderd. Net als bij cortisone, dit vermindert de productie van slijm en de zwelling van de slijmvliezen in de bronchiën.

Studies hebben aangetoond dat PDE4-remmers in combinatie met andere standaardgeneesmiddelen die worden gebruikt bij therapie in COPD-stadium een ​​significante verbetering van de symptomen teweegbrengen. Bovendien wordt het medicijn zeer goed verdragen en heeft het slechts in zeldzame gevallen bijwerkingen. Theofylline is een medicijn dat de symptomen van COPD op verschillende manieren kan verlichten. Ten eerste remt het fosfodiësterasen en werkt het dus via het mechanisme beschreven onder “PDE-4-remmers”.

Aan de andere kant blokkeert het ook een receptor die op de cellen van de bronchiën wordt aangetroffen en leidt zo tot een verwijding van de bronchiën. Bovendien bevordert het de slag van de trilhaartjes in de bronchiën, die het slijm verwijderen. Sinds theofylline kan gemakkelijk een overdosis krijgen (klein "therapeutisch bereik") en studies hebben aangetoond dat het risico op overlijden aan hart- en vaatziekten toeneemt, theofylline wordt nu alleen als reservemedicijn gebruikt bij moeilijk te behandelen COPD-gevallen.