Lagen en structuur van de maagwand | Maag

Lagen en structuur van de maagwand

De maag muur toont een karakteristieke gelaagde structuur onder de microscoop.

  • Van binnenuit is de maag muur is omzoomd door slijmvlies (tunica mucosa). De maag slijmvlies is verdeeld in drie sublagen.

    De bovenste laag is een bedekkend weefsel (Lamina epithelialis mucosae), dat een taai neutraal slijm vormt dat de maagslijmvlies van mechanische, thermische en enzymatische schade. Dit wordt gevolgd door een verschuivende laag (Lamina propria mucosae), waarin de maagklieren (Galandulae gastricae) zijn ingebed. Ten slotte is er een zeer smalle laag autologe spier (lamina muscularis mucosae), die de verlichting van de slijmvlies.

  • Het maagslijmvlies wordt gevolgd door een losse laag bewegend weefsel (Tela submucosa), dat bestaat uit bindweefsel en waarin een dicht netwerk van bloed en weefselvocht schepen loopt, evenals een netwerk van zenuwvezels, de plexus submucosus (Meissen plexus), die de activiteit van de maagklieren regelt (secretie).

    Deze plexus werkt onafhankelijk van de centrale zenuwstelsel (CNS), maar kan erdoor worden beïnvloed via het autonome zenuwstelsel.

  • Dit wordt gevolgd door een sterke maagspierlaag (tunica muscularis). Het is verdeeld in drie sublagen, die elk vezels hebben die in verschillende richtingen lopen: ten eerste een binnenlaag van kleine schuine spiervezels (fibrae obliquae), dan een cirkelvormige laag (stratum circulare), en helemaal aan de buitenkant een buitenste longitudinale stratum (stratum longitudinale). Deze spieren zijn verantwoordelijk voor de golfbeweging van de maag (peristaltiek), die verantwoordelijk is voor de constante vermenging van de chymus met het maagsap. Tussen de ring en de longitudinale spierlaag loopt een netwerk van zenuwvezels, de plexus myentericus ( Auerbach plexus), die de functie van de spieren regelt.

    Net als de submucosale plexus werkt deze plexus grotendeels zelfstandig (autonoom), maar wordt regelmatig beïnvloed door de autonome zenuwstelsel.

  • nieuwe bindweefsel verschuivende laag (Tela subserosa) volgt.
  • Het einde is een coating van de buikvlies welke lijnen alle orgels. Deze coating wordt ook wel tunica serosa genoemd.

De maagklieren (Glandulae gastricae) bevinden zich in de lamina propria-mucosae en zijn te vinden in de fundus en het lichaam van de maag. Er bevinden zich maximaal 100 klieren op 1 mm2 van het slijmvliesoppervlak.

In de wand van de klierbuis bevinden zich verschillende cellen:

  • Slijmcellen: ze produceren hetzelfde neutrale slijm als de slijmcellen aan het oppervlak (epitheelcellen).
  • Secundaire cellen: deze cellen bevinden zich nogal oppervlakkig in de klier en scheiden een alkalisch slijm af, dwz de pH-waarde is hoog vanwege de waterstofcarbonaat (OH) -ionen die ze bevatten. Deze eigenschap is belangrijk om de pH van de maag onder controle te houden en, indien nodig, te regelen. Het slijm bedekt de maagslijmvlies en beschermt zo tegen zelfvertering door het agressieve zoutzuur (HCl) en enzymen (zelfverterend eiwitten).

    Dit type cel komt vooral voor in de cardia en in de fundus van de maag.

  • Hoofdcellen: Deze cellen produceren het inactieve precursor-enzym pepsinogeen, dat na afgifte door zoutzuur (HCl) wordt omgezet in het actieve enzym pepsine en verantwoordelijk is voor de vertering van eiwitten. Omdat het enzym alleen in contact komt met het zoutzuur op het oppervlak van de klier, voorkomt het dat de klieren het pepsinogeen zelf verteren. Deze celvorm bevindt zich voornamelijk in het corpus van de maag.
  • Bewijscellen: deze cellen, die in het maagcorpus worden aangetroffen, produceren overvloedige waterstofionen (H + -ionen), die nodig zijn voor de vorming van zoutzuur (HCL).

    Het zoutzuur heeft een zeer lage pH-waarde van 0.9-1.5. Daarnaast vormen de cellen de zogenaamde intrinsieke factor. Deze stof vormt een complex met vitamine B12 in de darm, die vervolgens door de wand van de darm kan gaan dunne darm. Deze vitamine is van bijzonder belang bij de vorming van bloed cellen (erytropoëse), waardoor patiënten bij wie de maag is verwijderd zich kunnen ontwikkelen bloedarmoede.

  • G-cellen: deze cellen, die zich bij voorkeur in het antrum van de maag bevinden, hebben het vermogen om het hormoon gastrine te produceren. Dit hormoon zorgt voor een toename van de vorming van HCl in de perifere cellen.