Implementatie van een kaakbotreconstructie | Kaakbot reconstructie

Implementatie van een kaakbotreconstructie

Er zijn verschillende methoden beschikbaar voor de kaakchirurg om de kaakbeen. Het botmateriaal kan worden ingebracht door horizontale / verticale augmentatie met behulp van een botblok. Botssplitsing (alveolaire processplitsing) is een andere optie.

Botspreiding (alveolaire rugspreiding) en distractie-osteogenese (het uit elkaar trekken van het bot) zijn andere mogelijkheden. De kokerconserveringstechniek en interne (of externe) sinuslift worden ook bij verschillende patiënten gebruikt. Kaakbotvergroting door horizontale of verticale augmentatie, medium kaakblok is de meest uitgevoerde procedure. Het is bijzonder geschikt voor patiënten bij wie het botverlies bijzonder vergevorderd is.

Tijdens deze procedure kan zowel endogeen bot (autogeen bot) als donorbot (allogeen bot) worden gebruikt. Na het openen van het tandvlees en het voorbereiden van het resterende bot, het geselecteerde materiaal wordt ingebracht in de te behandelen gebieden en vastgezet met kleine titanium spijkers of schroeven. Bij het zogenaamde botssplitsing (alveolaire processplitsing) wordt het restbot in het midden gespleten met een doorslijpschijf.

De twee helften worden vervolgens volledig van elkaar gescheiden met behulp van een hamer en beitel. In de meeste gevallen moet de operatielocatie voorlopig worden gesloten en het botvervangingsmateriaal een paar dagen later worden ingebracht, maar in sommige gevallen kaakbeen kan onmiddellijk worden herbouwd. De chirurg brengt het geselecteerde vervangende materiaal in de holtes die zijn ontstaan ​​door de botverdeling en mengt het met dat van het lichaam bloed.

Het behandelde gebied kan dan weer worden gesloten met een tandvleeshechting. EEN kaakbeen reconstructie wordt meestal uitgevoerd onder plaatselijke verdoving. In uitzonderlijke gevallen kan ook een verdoving worden overwogen.

Is er een verschil tussen botvergroting in de boven- en onderkaak?

Botstructuur is niet gelijk aan botstructuur en is sterk afhankelijk van de zijkant van de kaak. Door de anatomische botstructuur hebben de boven- en onderkaak zeer verschillende structuren. In de onderkaak de botstof is nogal dicht en hard, terwijl in de bovenkaak de botstof is nogal honingraatvormig, poreus en zachter.

Het bot in de bovenkaak is daarom vaak zwakker. Bovendien is het bot in de onderkaak meestal de neiging om hoogte te verliezen wanneer bot verloren gaat, terwijl in de bovenkaak het verliest eerst breedte en dan hoogte. Om deze reden moet in de bovenkaak vaak een groter botniveau worden hersteld dan in de onderkaak.

In de onderkaak is de inferieure alveolaire zenuw ook verankerd in het zenuwkanaal in het bot. Dit zenuwkanaal wordt mogelijk in gevaar gebracht tijdens de operatie, waardoor het nog moeilijker wordt. Het is ook doorslaggevend of de botbreedte, -dichtheid of -hoogte hersteld of geëxpandeerd moet worden, aangezien botbreedte grotendeels minder problematisch is om te herstellen dan bothoogte.