Immuunzwakte, immunodeficiëntie: symptomen, oorzaken, behandeling

Kort overzicht

  • Beschrijving: De werking van het immuunsysteem is min of meer verstoord, tijdelijk of permanent.
  • Symptomen of gevolgen: verhoogde vatbaarheid voor infecties, infecties die vaak ernstiger en langduriger zijn, infecties met “ongebruikelijke” ziektekiemen, verstoorde immuunregulatie (met terugkerende koorts, huidveranderingen, chronische darmontsteking, enz.), soms verhoogd risico op kanker.
  • Oorzaken: Primaire (aangeboren) immuundeficiënties zijn genetisch bepaald. Secundaire (verworven) immuundeficiënties zijn het gevolg van ondervoeding, een ziekte (zoals HIV-infectie, kanker, auto-immuunziekten) of medische therapie (bijvoorbeeld het nemen van immunosuppressiva, bestralingstherapie, chirurgische verwijdering van de milt).
  • Diagnose: het afnemen van de medische anamnese, lichamelijk onderzoek, bloedonderzoek, immunologische en moleculair genetische tests, enz.
  • Behandeling: afhankelijk van het type en de ernst van de immuundeficiëntie. In het geval van primaire immuundeficiëntie, bijvoorbeeld door middel van antilichaaminfusies of stamceltransplantatie. In het geval van secundaire immunodeficiëntie: behandeling van onderliggende ziekten.

Wat is immunodeficiëntie?

Artsen spreken van immunodeficiëntie wanneer het immuunsysteem min of meer ernstig beperkt is in zijn vermogen om te functioneren – tijdelijk of permanent. Het kan zijn taken dan niet meer optimaal uitvoeren. Deze bestaan ​​uit het bestrijden van vreemde lichamen (zoals bacteriën, virussen, verontreinigende stoffen) en het elimineren van beschadigde of pathologisch veranderde cellen (zoals kankercellen).

Naast immuundeficiëntie en immuundeficiëntie verwijzen de termen immuundeficiëntie en immuunsuppressie (immunodepressie) ook naar een verzwakt immuunsysteem.

In sommige gevallen wordt ‘immuunsuppressie’ echter ook in engere zin gebruikt, namelijk alleen voor een immuundeficiëntie die het gevolg is van therapeutische maatregelen. Immunosuppressieve therapie na orgaantransplantatie heeft bijvoorbeeld tot doel het immuunsysteem van de patiënt zodanig te onderdrukken dat het geïmplanteerde vreemde orgaan niet wordt afgestoten. Lees hier meer over therapeutische immuunsuppressie.

Naast medische therapieën kunnen ook verschillende aangeboren en verworven ziekten de oorzaak zijn van een immuundeficiëntie.

Hoe manifesteert het zich?

In de regel gaan immuundeficiënties gepaard met een verhoogde vatbaarheid voor infecties: de getroffenen zijn gevoeliger dan immuundeficiënte individuen voor infecties met ziekteverwekkers. Ze hebben bijvoorbeeld last van terugkerende luchtweginfecties.

Omdat het verzwakte immuunsysteem ook slecht in staat is weerstand te bieden aan ziekteverwekkers die het lichaam al zijn binnengedrongen, zijn de infecties vaak ernstiger en langduriger dan wanneer de afweer van het lichaam intact zou zijn. Bij bacteriële infecties kan de noodzakelijke antibioticatherapie daarom zeer lang duren.

Een ander mogelijk teken van een verzwakt immuunsysteem zijn infecties met opportunistische ziekteverwekkers. Dit zijn ziektekiemen die alleen of vooral een infectie kunnen veroorzaken als het immuunsysteem zwak is. Een gezond immuunsysteem kan ze daarentegen onder controle houden.

Een van deze opportunistische ziektekiemen is Candida albicans. Deze gistschimmel kan onder andere vaginale spruw en spruw veroorzaken. De protozoa Cryptosporidium parvum – een ziekteverwekker voor diarree – verschijnt ook vooral als het immuunsysteem verzwakt is.

Een verminderde immuunregulatie is soms het enige symptoom van een primaire immuundeficiëntie – er is niet altijd ook sprake van een verhoogde vatbaarheid voor infecties.

Mensen met een immunodeficiëntie hebben soms ook een verhoogd risico op kanker. Gecombineerde immuundeficiënties – aangeboren vormen van immuundeficiëntie – hebben bijvoorbeeld een grotere kans op het ontwikkelen van lymfoom. Mensen die besmet zijn met HIV zijn ook vatbaarder voor kanker.

In het volgende gedeelte leert u meer over de symptomen van geselecteerde immuundeficiënties.

Wat kan immuundeficiëntie veroorzaken?

In principe maken artsen onderscheid tussen:

  • Congenitale (primaire) immuundeficiëntie: het is genetisch bepaald.
  • Verworven (secundaire) immunodeficiëntie: Het wordt veroorzaakt door verschillende onderliggende ziekten of externe factoren, zoals bepaalde medicijnen.

Congenitale (primaire) immuundeficiëntie.

Primaire immuundeficiënties (PID) zijn zeer zeldzaam. Ze zijn gebaseerd op een genetisch defect. Dit wordt geërfd van de ouders of ontstaat spontaan tijdens de ontwikkeling van de foetus in de baarmoeder.

In beide gevallen worden getroffen personen geboren met een immunodeficiëntie: elementen van hun immuunsysteem ontbreken of hun functie is verminderd.

Wanneer primaire immuundeficiënties zich manifesteren

Als de primaire immunodeficiëntie daarentegen vooral te wijten is aan een verminderde vorming van antilichamen door B-cellen (B-lymfocyten), komt dit pas wat later aan de orde: na de geboorte profiteren baby's enige tijd van 'nestbescherming', dat wil zeggen van de maternale antilichamen (immunoglobulinen G) die tijdens de zwangerschap op het kind zijn overgedragen. Ze beschermen het tegen infecties tijdens de eerste levensmaanden, maar worden na verloop van tijd afgebroken.

Vervolgens nemen antilichamen die door het eigen immuunsysteem van het kind worden geproduceerd, normaal gesproken de bescherming tegen infectie over. Bij sommige primaire immuundeficiënties is dit echter niet mogelijk; de voorheen verborgen immuundeficiëntie wordt nu duidelijk.

Baby's die borstvoeding krijgen, krijgen via de moedermelk ook maternale antilichamen – die van de immunoglobuline A-klasse – binnen. Deze oefenen hun beschermende werking echter alleen uit op de slijmvliezen van het bovenste spijsverteringskanaal (die in contact komen met de moedermelk). Ze komen niet in het bloed van het kind terecht, maar worden in de maag afgebroken.

Daarnaast zijn er primaire immuundeficiënties die zich later in het leven manifesteren – soms pas op volwassen leeftijd.

Classificatie van primaire immuundeficiënties

1. gecombineerde B- en T-celdefecten.

Bij deze groep aangeboren immuundeficiënties is de ontwikkeling of functie van zowel T-lymfocyten (T-cellen) als B-lymfocyten (B-cellen) verstoord.

Dit is bijvoorbeeld het geval bij ernstige gecombineerde immuundeficiëntie (SCID). Deze verzamelterm omvat de meest ernstige vormen van immuundeficiëntie. Ze zijn allemaal gebaseerd op een defect van de T-cellen. Bovendien ontbreken bij veel vormen ook B-cellen en/of natural killer-cellen (NK-cellen).

Na verlies van de “nestbescherming” (zie hierboven) lopen de getroffen kinderen herhaaldelijk infecties op die vaak zeer ernstig of zelfs dodelijk zijn. Zelfs kinderziektes zoals waterpokken worden voor deze kinderen al snel levensbedreigend.

2. gedefinieerde syndromen met immunodeficiëntie

Deze omvatten aangeboren immuundeficiënties binnen complexe genetische syndromen die ook andere orgaansystemen aantasten.

Een voorbeeld is het DiGeorge-syndroom: het immuunsysteem van getroffen kinderen is verzwakt omdat de thymus onderontwikkeld of volledig afwezig is. Als gevolg hiervan missen de getroffen individuen functionele T-cellen. Recidiverende virusinfecties zijn het gevolg.

Het Wiskott-Aldrich-syndroom wordt ook geassocieerd met immuundeficiëntie. In de eerste plaats is echter een aangeboren tekort aan bloedplaatjes (trombocyten) merkbaar in het bloedbeeld van de kinderen. Dit is de reden waarom de baby's de neiging hebben om te bloeden:

Kort na de geboorte verschijnen puntvormige bloedingen (petechiën) in de huid en slijmvliezen. Later treedt vaak bloeding in het spijsverteringskanaal of in de schedel op. Typisch voor het Wiskott-Aldrich-syndroom zijn ook eczeem, die lijkt op neurodermitis en zich meestal vóór de zesde levensmaand ontwikkelt.

De immuundeficiëntie manifesteert zich vanaf het tweede levensjaar met terugkerende opportunistische infecties. Deze kunnen zich bijvoorbeeld manifesteren als oorinfecties, longontsteking of meningitis.

Bovendien komen auto-immuunreacties vaker voor bij het Wiskott-Aldrich-syndroom, bijvoorbeeld in de vorm van vasculitis als gevolg van auto-immuunoorzaken. Het risico op kanker is ook verhoogd.

3. defecten met verminderde antilichaamproductie

Soms kan het lichaam niet slechts één bepaalde klasse antilichamen produceren. Bij andere immuundeficiënties van deze groep is de productie van meerdere of zelfs alle antilichaamklassen verstoord. Voorbeelden van dergelijke immuundeficiënties zijn:

Selectieve IgA-deficiëntie: dit is de meest voorkomende congenitale immuundeficiëntie. Getroffen personen missen antilichamen van het immunoglobuline A-type. Velen merken dit echter niet. Anderen zijn gevoelig voor infecties van de luchtwegen, het maagdarmkanaal en de urinewegen. Bovendien bevordert het verzwakte immuunsysteem coeliakie-achtige symptomen, allergieën, auto-immuunziekten en kwaadaardige tumoren.

Sommige getroffen personen missen bovendien enkele of meerdere subklassen van de antilichaamklasse immunoglobuline G. Ze worden dan nog vaker geplaagd door infecties.

Gemeenschappelijke variabele immuundeficiëntie (CVID): Ook wel variabel immuundeficiëntiesyndroom genoemd. Het is de tweede meest voorkomende immuundeficiëntie. De bloedspiegels van immunoglobuline G en immunoglobuline A zijn hier verlaagd en vaak ook die van immunoglobuline M. Bij de getroffen persoon is dit merkbaar.

Bij de getroffenen wordt dit meestal voor het eerst merkbaar tussen de leeftijd van 10 en 20 jaar – de manier waarop dit gebeurt varieert:

Bruton-syndroom (Bruton-Gitlin-syndroom, X-gebonden agammaglobulinemie): Mensen met deze primaire immuundeficiëntie kunnen helemaal geen antilichamen aanmaken omdat ze geen B-lymfocyten hebben.

Het onderliggende genetische defect wordt geërfd via het X-chromosoom. Daarom worden alleen jongens getroffen. Ze hebben slechts één X-chromosoom in hun lichaamscellen. Bij meisjes daarentegen zijn het er twee, zodat er een ‘reserve’ is voor het geval er een genetisch defect op één van de X-chromosomen aanwezig is.

De verminderde antilichaamvorming wordt zichtbaar vanaf ongeveer zes maanden leven, zodra de nestbescherming verdwijnt. De kinderen zijn dan vatbaar voor ernstige terugkerende infecties, bijvoorbeeld in de vorm van bronchitis, sinusitis, longontsteking en ‘bloedvergiftiging’ (sepsis).

Kinderen vanaf twee jaar krijgen vaak chronische meningitis, veroorzaakt door echovirussen.

4. ziekten met stoornissen in de immuunregulatie

Hier zijn genetische defecten aanwezig die via verschillende mechanismen de complexe regulatie van immuunreacties verstoren.

Bij getroffen zuigelingen is er sprake van een ongecontroleerde snelle proliferatie van geactiveerde lymfocyten en macrofagen. Deze immuuncellen scheiden grote hoeveelheden pro-inflammatoire boodschapperstoffen af, bekend als cytokines. Als gevolg hiervan ontwikkelen de kinderen hoge koorts. De lever en milt worden groter (hepatosplenomegalie).

De niveaus van twee of alle drie soorten bloedcellen – rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes – dalen (bicytopenie of pancytopenie). Het toenemende tekort aan neutrofiele granulocyten (een subgroep van witte bloedcellen) bevordert ernstige bacteriële infecties en schimmelinfecties, die vaak fataal zijn.

Andere mogelijke symptomen zijn onder meer gezwollen lymfeklieren, geelzucht (icterus), zwelling van het weefsel (oedeem), huiduitslag (exantheem) en neurologische symptomen zoals epileptische aanvallen.

Naast de familiale (genetische) vorm van de ziekte bestaat er ook een verworven (secundaire) vorm van hemofagocytaire lymfohistiocytose. De trigger kan bijvoorbeeld een infectie zijn.

5. defecten in het aantal en/of de functie van fagocyten.

Een primaire immuundeficiëntie die het zuurstofafhankelijke metabolisme van fagocyten beïnvloedt, is septische granulomatose. Het is het meest voorkomende fagocytdefect.

Typische symptomen van deze erfelijke ziekte zijn terugkerende etterende infecties met verschillende bacteriën en schimmelinfecties. Vaak ontwikkelen zich chronische infecties, die gepaard gaan met de vorming van ingekapselde pusfoci (abcessen), bijvoorbeeld op de huid en botten.

6. defecten van de aangeboren immuniteit

Aangeboren immuniteit is gebaseerd op mechanismen en structuren die zich op een niet-specifieke manier verdedigen tegen ziekteverwekkers en andere vreemde stoffen. Hiertoe behoren fagocyten, verschillende eiwitten (zoals acutefase-eiwitten) en de huid en slijmvliezen (als barrières naar de buitenwereld).

Defecten in deze aangeboren immuniteit resulteren ook in immuundeficiëntie, bijvoorbeeld bij de zeldzame ziekte epidermodysplasia verruciformis:

Lees meer over epidermodysplasia verruciformis in het artikel Humaan papillomavirus (HPV).

7. auto-inflammatoire syndromen

Bij deze ziekten veroorzaken overmatige immuunreacties ontstekingsprocessen in het lichaam en terugkerende koortsaanvallen.

Dit ziektemechanisme ligt ten grondslag aan bijvoorbeeld familiale mediterrane koorts. Bij deze zeldzame ziekte zijn genetische veranderingen (mutaties) aanwezig in het gen dat de blauwdruk bevat voor het eiwit pyrine. Dit eiwit speelt een belangrijke rol bij de regulatie van stoffen die ontstekingen veroorzaken.

Als gevolg hiervan lijden de getroffenen herhaaldelijk aan acute koorts, die na één tot drie dagen vanzelf afneemt. Daarnaast is er pijn veroorzaakt door de ontsteking van sereuze membranen zoals het borstvlies of het buikvlies (pijn op de borst, buikpijn, gewrichtspijn, enz.). Sommige getroffen personen ontwikkelen ook huiduitslag en/of spierpijn.

8. aanvullingsdefecten

Genetische defecten in de blauwdrukken van dergelijke complementfactoren veroorzaken immuundeficiëntie, die zich op verschillende manieren kan manifesteren. Bij een factor D-defect kan het immuunsysteem zich bijvoorbeeld slechts moeilijk verdedigen tegen bacteriën van het geslacht Neisseria. Deze ziekteverwekkers kunnen onder meer meningitis veroorzaken.

Bij een C1r-defect ontstaat daarentegen een ziektebeeld dat lijkt op systemische lupus erythematosus. Bovendien zijn getroffen personen vatbaar voor infecties met ingekapselde bacteriën (zoals Neisseria).

Lees hier meer over het complementsysteem.

9. fenokopieën van primaire immuundeficiënties

Om de term fenokopie te begrijpen, moet men eerst weten wat ‘genotype’ en ‘fenotype’ betekenen. Genotype is de combinatie van erfelijke eigenschappen waarop een eigenschap is gebaseerd. De zichtbare kenmerken van deze eigenschap worden fenotype genoemd.

Tijdens de zwangerschap kan de werking van externe factoren die interageren met bepaalde erfelijke eigenschappen ervoor zorgen dat de vorming van een eigenschap verandert – op een zodanige manier dat de uiterlijke kenmerken lijken op die van een ander genotype. Dit is wat artsen een fenokopie noemen.

Verworven (secundaire) immuundeficiëntie

Veel vaker dan een primaire immuundeficiëntie is een secundaire immuundeficiëntie. Het kan verschillende oorzaken hebben:

Medische behandelingen

Het immuunsysteem kan specifiek worden verzwakt met immunosuppressiva. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij auto-immuunziekten (bijvoorbeeld multiple sclerose) of na een transplantatie. In het eerste geval is het doel het slecht functionerende immuunsysteem onder controle te krijgen; in de tweede plaats om afstoting van het geïmplanteerde vreemde weefsel te voorkomen.

Anticonvulsiva, die worden gebruikt om epileptische aanvallen te behandelen, kunnen ook het immuunsysteem aantasten.

Dezelfde bijwerking is bekend van cytostatische geneesmiddelen. Artsen dienen deze middelen als chemotherapie aan kankerpatiënten toe. Kankerbehandeling door middel van bestralingstherapie kan ook de oorzaak zijn van secundaire immuundeficiëntie als de bestraling in het beenmerg de vorming van bloedcellen en daarmee van belangrijke immuuncellen (witte bloedcellen) belemmert.

Kanker

Verschillende vormen van kanker kunnen elementen van het immuunsysteem aantasten, dwz de afweer van het lichaam op een directe manier verzwakken.

Kwaadaardige lymfomen (“lymfeklierkanker”), evenals plasmocytoom of multipel myeloom, zijn afkomstig van bepaalde soorten leukocyten. Als gevolg hiervan ontwikkelt zich ook hier immuundeficiëntie.

infecties

Verschillende ziekteverwekkers kunnen het immuunsysteem verzwakken. Een bekend voorbeeld zijn HI-virussen (HIV). Het laatste stadium van de HIV-infectie, dat niet te genezen is maar wel met medicijnen onder controle kan worden gehouden, is de ziekte AIDS.

Epstein-Barr-virussen (EBV) kunnen ook verantwoordelijk zijn voor een secundaire immuundeficiëntie. Ze veroorzaken klierkoorts. Ze zijn ook betrokken bij de ontwikkeling van verschillende vormen van kanker. Deze omvatten Burkitt-lymfoom (een vertegenwoordiger van de non-Hodgkin-lymfomen) en sommige ziekten van Hodgkin.

Mazelenvirussen kunnen ook een verzwakt immuunsysteem veroorzaken, zelfs enige tijd nadat de ziekte is overwonnen. Griepvirussen (influenza A- en B-virussen) dempen ook tijdelijk de effectiviteit van de afweer van het lichaam.

Systemische ontstekingsziekten

Secundaire immuundeficiëntie is ook mogelijk bij andere inflammatoire auto-immuunziekten zoals reumatoïde artritis en sarcoïdose.

Eiwitverlies

Soms ontwikkelen mensen een immunodeficiëntie omdat ze een tekort aan eiwitten hebben. Het lichaam heeft de bouwstenen van eiwitten – aminozuren – onder meer nodig voor de vorming van immuuncellen.

Bij verschillende ziekten kan het lichaam overmatige hoeveelheden eiwitten verliezen door frequente diarree, met als gevolg een immuundeficiëntie. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij chronische inflammatoire darmziekten (ziekte van Crohn, colitis ulcerosa), coeliakie en darmtuberculose.

Immunodeficiëntie als gevolg van een groot eiwitverlies kan echter ook het gevolg zijn van een nierziekte, zoals een ziekte van de nierlichaampjes (glomerulopathie).

Grote eiwitverliezen kunnen ook optreden door uitgebreide brandwonden, wat onder meer kan leiden tot immuundeficiëntie.

Andere oorzaken van secundaire immuundeficiënties

Ondervoeding is wereldwijd de meest voorkomende oorzaak van verworven immuundeficiëntie. Voor een sterke afweer heeft het lichaam onder meer voldoende eiwitten, vitamines en mineralen (bijvoorbeeld koper, zink) nodig.

In ieder geval zijn de getroffenen vatbaar voor ernstige infecties, die zelfs levensbedreigend kunnen zijn. De milt is een belangrijk onderdeel van het immuunsysteem.

Andere mogelijke oorzaken van secundaire immuundeficiëntie zijn onder meer:

  • Alcoholembropathie (foetaal alcoholsyndroom, FAS): prenatale schade aan een kind veroorzaakt door alcoholgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap.
  • suikerziekte (diabetes mellitus)
  • Leverziekte

Hoe wordt immunodeficiëntie gediagnosticeerd?

Er kan bijvoorbeeld een vermoeden bestaan ​​van een immunodeficiëntie als iemand opvallend vaak infecties heeft, die vaak een ingewikkeld beloop hebben en langzaam genezen. Meer gedetailleerde informatie over de medische geschiedenis (anamnese) helpt de arts om de oorzaak te achterhalen.

Zo is het bijvoorbeeld van belang om te weten hoe vaak en welke infecties iemand de laatste tijd heeft gehad en hoe deze verlopen. Ook informatie over auto-immuunziekten en afwijkingen bij grondig lichamelijk onderzoek (zoals huiduitslag of een voelbaar vergrote milt) kan voor de arts informatief zijn.

Waarschuwingssignalen voor primaire immuundeficiënties

Kinderen

Volwassenen

pathologische gevoeligheid voor infectie (ELVIS – zie hieronder)

verstoorde immuunregulatie (GARFIELD – zie hieronder)

Falen om te gedijen

Gewichtsverlies, meestal met diarree

opvallende familiegeschiedenis (bijv. immuundeficiënties, pathologische gevoeligheid voor infecties, lymfomen bij nauwe bloedverwanten)

Gebrek aan antilichamen (hypogammaglobulinemie), gebrek aan neutrofiele granulocyten (neutropenie), gebrek aan bloedplaatjes (trombocytopenie)

Genetisch bewijs van primaire immuundeficiëntie of positieve neonatale screening op primaire immuundeficiëntie

ELVIS

ELVIS-parameters duiden op pathologische gevoeligheid voor infectie als gevolg van een primaire immuundeficiëntie:

E voor ziekteverwekkers: infecties met opportunistische ziekteverwekkers (bijvoorbeeld longontsteking veroorzaakt door Pneumocystis jirovecii) duiden op een verzwakt immuunsysteem. Hetzelfde geldt voor recidiverende ernstige infecties met ‘gewone’ ziekteverwekkers (zoals pneumokokken).

V voor progressie: Infecties die ongewoon lang aanhouden (langdurig beloop) of slechts onvoldoende reageren op antibiotica (in het geval van een bacteriële oorzaak) zijn ook een mogelijke indicatie voor een pathologische immuundeficiëntie.

Het is ook verdacht als de verzwakte ziekteverwekkers van een levend vaccin (bijvoorbeeld BMR-vaccinatie) een ziekte veroorzaken en dit zich voortzet met complicaties.

I voor intensiteit: Ernstige infecties (zogenaamde “grote infecties”) komen vooral vaak voor bij primaire immuundeficiëntie. Deze omvatten ontstekingen van de longen, hersenvliezen en beenmerg, “bloedvergiftiging” (sepsis) en invasieve abcessen (ingekapselde pushaarden) door zogenaamde “kleine infecties” zoals otitis media, sinusitis en bronchitis.

Dergelijke “kleine infecties” kunnen – als ze aanhoudend of recidiverend zijn – ook duiden op een primaire immuundeficiëntie.

S kort samengevat: als iemand heel vaak een infectie heeft, roept dit ook het vermoeden op van een verzwakt immuunsysteem dat bijzonder vatbaar is voor ziekten.

GARFIELDS

Het acroniem GARFIELD vat parameters samen die typerend zijn voor een verstoorde immuunregulatie – een ander belangrijk symptoom van primaire immuundeficiënties:

G voor granulomen: De eerste manifestatie van een primaire immuundeficiëntie kunnen kleine opgehoopte weefselknobbeltjes (granulomen) zijn die niet gepaard gaan met weefselvernietiging (necrose) en uit bepaalde cellen bestaan ​​(epithelioïde cellen). Ze vormen zich vooral in de longen, het lymfoïde weefsel, de darmen en de huid.

A voor auto-immuniteit: De verminderde immuunregulatie bij primaire immuundeficiënties kan ook tot uiting komen in auto-immuunreacties, dat wil zeggen aanvallen van het immuunsysteem op lichaamseigen weefsel.

Heel vaak worden bloedcellen aangevallen, wat resulteert in een aanzienlijke vermindering van hun aantal (auto-immuuncytopenie). De schildklier is ook vaak het doelwit van aanvallen door een misleid immuunsysteem (auto-immuunthyroïditis of Hashimoto-thyroïditis).

Andere voorbeelden van auto-immuungevolgen van een immuundefect zijn reumatoïde artritis, vasculitis, leverontsteking (hepatitis), coeliakie, haaruitval (alopecia), witte vlekziekte (vitiligo), diabetes type 1 en de ziekte van Addison.

E voor eczemateuze huidziekten: Eczemateuze huidlaesies worden bij veel primaire immuundeficiënties aangetroffen. Deze verschijnen vaak vroeg (kort na de geboorte) en zijn moeilijk te behandelen.

L voor lymfoproliferatie: Deze term verwijst naar de pathologische vergroting van de milt, lever en lymfeklieren of de ontwikkeling van tertiair lymfoïde weefsel, vooral in de longen en het spijsverteringskanaal. Lymfoïde weefsel wordt tertiair genoemd als het zich nieuw ontwikkelt in de buurt van een ontsteking.

D voor chronische darmontsteking: Soms zijn aangeboren immuundeficiënties het eerst aanwezig bij chronische darmontsteking. Immunodeficiëntie is vooral waarschijnlijk een oorzaak van chronische diarree die vroeg in het leven optreedt en/of moeilijk te behandelen is.

Bloedtesten

Met een bloeduitstrijkje kunnen de verschillende leukocytgroepen en andere bloedcellen onder de microscoop worden onderzocht. Hiervoor wordt een druppel bloed dun uitgesmeerd op een glasplaat (microscoopglaasje).

Vervolgens bekijkt een specialist de bloedcellen onder de microscoop. Sommige immuundeficiënties worden geassocieerd met typische veranderingen in de bloedcellen. Bij het aangeboren immunodeficiëntie Chediak-Higashi-syndroom worden bijvoorbeeld grote korrels (gigantische korrels) aangetroffen in neutrofiele granulocyten.

Serumelektroforese kan worden gebruikt om de eiwitsamenstelling in bloedserum te analyseren. Bij dit proces worden de eiwitten in het serum, waaronder de antilichamen (immunoglobulinen), op basis van hun grootte en elektrische lading in verschillende fracties verdeeld en gemeten. Dit helpt bijvoorbeeld bij gevallen van vermoedelijke immuundeficiëntie die gepaard gaat met een tekort aan antilichamen.

Serumelektroforese kan echter alleen antilichamen als geheel vaststellen – zonder onderscheid te maken tussen de verschillende antilichaamklassen. Hiervoor is directe bepaling van het immunoglobuline noodzakelijk (zie volgende rubriek).

Immunologische onderzoeken

Soms zijn ook speciale immunologische tests geïndiceerd. Men kan bijvoorbeeld de verschillende subklassen van IgG-antilichamen meten. Of er kunnen vaccinantistoffen worden bepaald om meer te weten te komen over de werking van veel elementen van het immuunsysteem. Functionele tests op fagocyten (“scavenger-cellen”) zijn ook mogelijk.

Moleculair genetisch testen

In sommige gevallen van aangeboren (primaire) immuundeficiënties zijn ook moleculair genetische tests noodzakelijk. De diagnose kan echter niet alleen op dergelijke genetische tests worden gebaseerd, en wel om twee redenen:

Ten eerste kan een en hetzelfde genetische defect zich met heel verschillende symptomen manifesteren. Er is dus geen strikte correlatie tussen genetische defecten en symptomatische verschijning. Aan de andere kant kunnen vergelijkbare symptomatische manifestaties gebaseerd zijn op defecten in verschillende genen.

Artsen interpreteren de resultaten van moleculair genetische tests daarom altijd alleen in samenhang met andere bevindingen (bijvoorbeeld immunologische tests).

Moleculair genetisch testen kan ook nuttig zijn bij naaste familieleden van patiënten met primaire immuundeficiënties.

Afhankelijk van het individuele geval voeren artsen vaak aanvullende onderzoeken uit. Dit kan bijvoorbeeld een HIV-test zijn om een ​​HIV-infectie als oorzaak van een verworven immuundeficiëntie vast te stellen of uit te sluiten. Of ze meten de eiwituitscheiding in de urine voor het geval een verhoogd eiwitverlies het immuunsysteem verzwakt.

Hoe kan immunodeficiëntie worden behandeld?

Of en hoe artsen een immunodeficiëntie behandelen, hangt in de eerste plaats af van de oorzaak en de ernst ervan.

Behandeling van primaire immuundeficiënties

Primaire immuundeficiënties zijn in de meeste gevallen niet te genezen. Een vroege en passende behandeling kan echter de levenskwaliteit van de getroffenen verbeteren – en soms zelfs levens redden!

De meeste primaire immuundeficiënties zijn te wijten aan een gebrek aan antilichamen. Ter compensatie zijn veel getroffen personen voor de rest van hun leven afhankelijk van immunoglobulinenvervangende therapie: ze krijgen regelmatig kant-en-klare antilichamen toegediend, hetzij als een infuus rechtstreeks in een ader, hetzij als een infuus of injectie (spuit) onder de huid.

Onderzoekers hopen ernstige primaire immuundeficiënties te genezen door middel van gentherapie. In principe gaat het hierbij om het vervangen van defecte genen door functionele genen. Dit is echter nog grotendeels onderwerp van onderzoek.

In sommige landen is gentherapie echter al beschikbaar voor bepaalde gevallen van ernstige gecombineerde immuundeficiëntie (SCID), namelijk voor patiënten bij wie de immuundeficiëntie het gevolg is van een verandering (mutatie) in het gen dat de blauwdruk bevat voor het enzym ADA (adenosine). deaminase). Vanwege het genetische defect missen de getroffen individuen dit enzym, wat de vorming van lymfocyten schaadt. Dit resulteert in een ernstige, levensbedreigende immuundeficiëntie.

Meestal wordt geprobeerd dit tegen te gaan met een transplantatie van bloedstamcellen. Als een dergelijke behandeling echter niet mogelijk is, kan de toediening van een gentherapiemiddel worden overwogen. Het wordt voor elke patiënt afzonderlijk geproduceerd uit cellen die eerder uit het beenmerg van de patiënt zijn genomen. In het laboratorium gebruiken wetenschappers gentherapie om een ​​functionerend ADA-gen in deze cellen te brengen.

Het gentherapiemedicijn voor de behandeling van ADA-SCID is goedgekeurd in de EU, maar (tot nu toe) niet in Zwitserland.

Behandeling van secundaire immuundeficiënties

Als een immuundeficiëntie wordt veroorzaakt door een ziekte, moet deze op de juiste manier worden behandeld.

Genezing is echter niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld in het geval van een HIV-infectie. De getroffenen moeten echter in een vroeg stadium en voor de lange termijn medicijnen gebruiken om de AIDS-pathogenen onder controle te houden. Dit kan de progressie van de verworven immuundeficiëntie voorkomen en zelfs de afweer van het lichaam weer versterken. Lees hier meer over HIV-therapie.

Een langdurige behandeling is ook belangrijk voor andere chronische ziekten die het immuunsysteem belasten (systemische lupus erythematosus, chronische inflammatoire darmziekten, enz.).

Andere ziekten die verband houden met een verzwakt immuunsysteem zijn daarentegen slechts tijdelijk en genezen soms zelfs vanzelf (mogelijk ondersteund door symptomatische maatregelen). Dit is bijvoorbeeld het geval bij mazelen en griep.

Preventieve maatregelen voor immuundeficiëntie

Soms schrijven artsen preventieve medicijnen tegen infecties voor in geval van immunodeficiëntie, omdat deze worden gebruikt om dergelijke infecties te behandelen: antibiotica (tegen bacteriële infecties), antischimmelmiddelen (tegen schimmelinfecties), antivirale middelen (tegen virale infecties).

Om het risico op infectie te verminderen, moeten mensen met een verzwakt immuunsysteem drukte zoveel mogelijk vermijden (bijvoorbeeld drukke metro's). Ook moeten zij, indien mogelijk, uit de buurt blijven van besmettelijke patiënten (bijvoorbeeld kinderen met mazelen of grieppatiënten).

Ook bij een immuundeficiëntie is het zinvol om op passende hygiëne te letten. Hieronder valt bijvoorbeeld het regelmatig wassen van de handen. Dit is vooral belangrijk na gebruik van het openbaar vervoer.

Vaccinaties zijn ook zeer aan te raden in geval van immunodeficiëntie. Veel infecties kunnen snel gevaarlijk worden als het immuunsysteem verzwakt is. Sommige vaccinaties zijn echter van cruciaal belang of ten strengste verboden in het geval van immunodeficiëntie. Meer hierover en de bijzonderheden van vaccinatie bij immuundeficiëntie kunt u lezen in het artikel Immunosuppressie en vaccinatie.