Hoe wordt een waterpokkenvaccinatie uitgevoerd? | De vaccinatie tegen waterpokken

Hoe wordt een waterpokkenvaccinatie uitgevoerd?

A waterpokken vaccinatie dient in totaal tweemaal te worden gegeven. Bij kinderen wordt aanbevolen om ze eenmaal te vaccineren op de leeftijd van ongeveer 11-14 maanden en vervolgens opnieuw op de leeftijd van 15-23 maanden. Tussen de vaccinaties moet een interval van minimaal 4 weken zitten.

In bijzondere gevallen is het mogelijk om eerder te vaccineren, maar het wordt afgeraden om uw kind voor de leeftijd van 9 maanden te vaccineren. Oudere kinderen en volwassenen kunnen nog steeds worden ingeënt. Er zijn combinatievaccins, dus je kunt je laten vaccineren tegen: tegelijkertijd.

Maar ook hier moet u tweemaal worden ingeënt. De waterpokken het vaccin wordt subcutaan, dwz onder de huid, of intramusculair, dwz in de spier, geïnjecteerd. Dit is een actieve vaccinatie met een levend vaccin.

  • Mazelen
  • de bof
  • Rubella en
  • Waterpokken

Hoe vaak moet een vaccinatie tegen waterpokken worden toegediend?

Een vaccinatie tegen waterpokken is tweemaal nodig. Daarna is een basisvaccinatie beschikbaar. In tegenstelling tot andere vaccinaties heeft waterpokken na enkele jaren geen boostervaccinatie nodig.

De bescherming die de vaccinatie biedt, duurt levenslang na twee vaccinaties. Na de eerste vaccinatie tussen de elfde en veertiende maand, moet de tweede vaccinatie worden gegeven tussen de 15e en 23e levensmaand. Daarna is een volledige vaccinatiebescherming beschikbaar. Een tweede vaccinatie is nodig omdat de bescherming na de eerste vaccinatie slechts ongeveer 80% is - na de tweede vaccinatie is de bescherming meestal net geen 100%.

Wanneer moet de waterpokkenvaccinatie worden vernieuwd?

In tegenstelling tot andere vaccinaties is bij een waterpokkenvaccinatie geen booster nodig na de basisvaccinatie (dubbele vaccinatie). Voor personen die werkzaam zijn in de volksgezondheid zorgsector worden de zogenaamde vaccinatietiters bepaald voor aanpassing. Een vaccinatietiter is de hoeveelheid antilichamen tegen een vaccinpathogeen. Als het aantal antilichamen te laag is (de vaccinatietiter is te laag), dan wordt een vervolgvaccinatie aanbevolen om volledige bescherming te garanderen.