Het uitwendige oor

Synoniemen

Latijn: Aruis externa Engels: uitwendig oor

Definitie

Het buitenoor is het eerste niveau van het geluidsgeleidingsapparaat, naast de middenoor. Het uitwendige oor omvat de oorschelp (oorschelp), de uitwendige gehoorgang (externe akoestische gehoorgang) en de trommelvlies (trommelvlies), dat de grens vormt met de middenoor. Het eerste belangrijke onderdeel van het uitwendige oor is de oorschelp.

Het omsluit een elastiek kraakbeen plaat (Cartilago auriculae). De huid ligt er dicht tegenaan. Van buitenaf heeft de oorschelp van elke persoon een individuele vorm.

Dit wordt gevormd door de kraakbeenachtige structuren helix, anthelix, tragus en antitragus. De oorlel (Lobus auriculae) is het enige deel vrij van kraakbeen en kunnen samengesmolten worden of vrij als bobbel hangen. De spieren van het oor behoren tot de mimische gezichtsspieren en worden geïnnerveerd door de 7e hersenzenuw (gezichtszenuw).

In de meeste gevallen zijn ze echter ernstig gedegenereerd en functieloos. Daarom kunnen maar heel weinig mensen bewust met hun oren wiebelen. De oorschelp wordt zeer goed geleverd bloed, die wordt gebruikt voor temperatuurregeling.

Als de lichaamstemperatuur te hoog is, meer bloed wordt gericht op de oorschelp en gekoeld door de externe luchtstroom. Iedereen is zeker bekend met het fenomeen "rode oren" in gênante of angstige situaties. Er is echter geen isolerende vetlaag rondom de oorschelpkan snel bevriezing optreden, vooral in het bovenste gebied.

De temperatuurregulerende werking via de oren is bij de mens zeker van ondergeschikt belang zweetklieren en andere mechanismen kunnen de lichaamstemperatuur effectiever reguleren. In het dierenrijk, bijvoorbeeld met olifanten, is het succes duidelijker. Er zijn ook verschillende weefselvocht knooppunten aan het uitwendige oor, die kunnen worden opgezwollen tijdens ontstekingsprocessen.

De oorschelp vangt het binnenkomende geluid op als een soort trechter, die vervolgens via de buitenkant zijn weg vervolgt gehoorgang. Deze trechterfunctie is vooral belangrijk voor gericht horen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen "boven / beneden" en "voor / achter", hetgeen wordt verzekerd door de plooien van de oorschelp, aangezien deze de verschillende geluidsfrequenties op een andere manier reflecteren of versterken.

Centrale neuronen evalueren deze informatie. Het externe gehoorgang (deel van het buitenoor) is ongeveer 3 cm lang en heeft een gemiddelde diameter van 0.6 cm. In het eerste deel bestaat het voornamelijk uit elastiek kraakbeen.

Richting de trommelvlies de muren worden steeds meer gevormd door een benige muur. Het heeft een S-vormige cursus, wat vooral belangrijk is bij het onderzoeken van de trommelvlies met een otoscoop. Hier moet de oorschelp naar achteren en omhoog worden getrokken, zodat het kraakbeengedeelte wordt uitgerekt en rechtgetrokken, de trechter van de otoscoop kan worden ingebracht en het zicht op het trommelvlies wordt onthuld.

Vooral in het voorste gedeelte zijn er meer talg- en ceruminale klieren. Deze laatste produceren een dunne vloeistofafscheiding die samen met het talg en de dode cellen wordt gevormd oorsmeer (cerumen). Normaal gesproken dient dit reuzel als bescherming tegen het binnendringen van vreemde voorwerpen en tegen uitdroging van de huid in de gehoorgang.

Als het echter teveel wordt geproduceerd, kan dit de hoorprestaties verminderen. Ook zwelling van de afscheiding bij contact met water en ook daaropvolgend gehoorverlies is mogelijk. Het gezonde trommelvlies (deel van het uitwendige oor) is parelgrijs van kleur, is rondovaal en heeft een oppervlakte van ca.

75 mm2. Het kan met de klok mee worden verdeeld in vier kwadranten: deze verdeling is gemaakt langs een lichte streep (Stria mellearis), die hoort bij de doorschijnende hamerhandgreep, en een loodrecht op deze lijn, die door de navel (umbo) loopt. De navel vormt het onderste uiteinde van het trommelvlies dat is gefuseerd met de hamerhandgreep.

Deze indeling is klinisch belangrijk, omdat het een betere beschrijving van de lokalisatie van pathologische veranderingen mogelijk maakt. Bij een normaal trommelvlies ontstaat in kwadrant II een lichtreflex, die informatie geeft over de spanning van het trommelvlies. In principe kan het trommelvlies echter worden opgedeeld in een klein slap deel (pars flaccida, granaatscherven) en een groter, gespannen deel (pars tensa).

Het midden van het trommelvlies is trechtervormig en wordt naar de navel toe getrokken. De functie van het trommelvlies is om geluid over te brengen naar de gehoorbeentjesketting en dus naar de trommelholte (middenoor). Door het binnenkomende geluid trilt het trommelvlies mechanisch, dat vervolgens via de hamer, het aambeeld en de stijgbeugels naar het ovale venster wordt overgebracht, waardoor het binnenoor vloeistof om te trillen. De daadwerkelijke omzetting van de geluidsgolven in elektrische impulsen vindt dan plaats in het binnenoor. - I: voorkant boven

  • II: voorkant onder
  • III: onderkant achterkant
  • IV: boven achter.