Epidemiologie Bronnen | Specifieke angst

Epidemiologie Bronnen

A specifieke angst (specifieke fobie) komt het meest voor in de populatie in vergelijking met de andere Angst stoornissen (sociale angst, agorafobie, enzovoort.). Binnen de specifieke fobie komen de volgende typen vaker voor: Studies hebben aangetoond dat 5-20% van de Duitse burgers elk jaar ziek wordt. Genderspecifieke verschillen zijn hier ook duidelijk, aangezien vrouwen veel vaker een specifieke fobie ontwikkelen dan mannen.

  • Dierlijke fobieën (vooral arachnofobie)
  • Onweerfobieën (angst voor onweer)
  • Hoogte fobieën (angst voor grote hoogte)
  • Bloedfobieën (angst voor bloed en injecties)
  • Letselfobieën.

Met specifieke fobieën, in tegenstelling tot sociale angst (angst om in contact te komen met mensen), is het nog steeds mogelijk om de door angst veroorzaakte prikkels (bijv. liften) te vermijden. Afhankelijk van het type fobie varieert het begin van de ziekte. Een dierenfobie kan bijvoorbeeld op zevenjarige leeftijd beginnen. Bij situatiespecifieke fobieën wordt het begin meestal gezien op volwassen leeftijd.

Oorzaken

Specifieke fobieën ontwikkelen zich meestal pas in de loop van het leven en kunnen door vele factoren worden verklaard: De verschillende factoren kunnen in drie groepen worden samengevat:

  • Theorie-factoren leren
  • Neurobiologische factoren
  • Individuele verschillen

1. klassieke conditionering De getroffen persoon ervaart een traumatische gebeurtenis bij een bepaalde persoon. Vanaf dit punt is de oorspronkelijk neutrale situatie gevuld met angst. De situatie zal in de toekomst dus altijd geassocieerd worden met angstgevoelens.

leren naar het model Vaak worden de angsten en angsten overgenomen door ouders, familieleden en vrienden. De getroffenen stellen bijvoorbeeld vast dat de moeder nauwe kamers (liften) mijdt en op jonge leeftijd sterke angstreacties vertoont. Door de jaren heen past de persoon het gedrag van de moeder aan en lijdt later vaak aan dezelfde angsten.

Maar zelfs op volwassen leeftijd kunnen angsten automatisch worden overgenomen door andere naaste personen. Naast wat er is geleerd, is er ook een verklarende benadering die de oorzaken ziet voor de ontwikkeling van een dergelijke fobie bij de persoon. Sinds de autonome zenuwstelsel is verantwoordelijk voor de hart- en onder andere ademhaling (hier zijn de angstreacties heel duidelijk), wordt aangenomen dat personen die aan een fobie lijden een zeer onstabiele autonomie hebben zenuwstelsel, die nauwelijks veerkrachtig is.

Angstsymptomen komen dus veel vaker voor. De erfelijkheidsgraad van zo'n onstabiele zenuwstelsel is ook besproken, maar tot nu toe is er geen echt bewijs hiervoor. In de vorige eeuw werd nog heel lang gedacht dat het bestaan ​​van geestesziekte kan worden verklaard door een zeer sterke uitdrukking van persoonlijkheidskenmerken.

Dit idee leidt tot het idee dat er een verband zou kunnen bestaan ​​tussen het bestaan ​​van bepaalde persoonlijkheidskenmerken en de ontwikkeling van een geestesziekte. In het geval van specifieke angst (specifieke fobie) men moet er daarom van uitgaan dat mensen die over het algemeen angstig zijn, ook meer kans hebben op het ontwikkelen van een angststoornis. Dit is ook bevestigd in dierproeven met ratten. Over het algemeen wordt aangenomen dat individuele verschillen in de persoonlijkheid van de personen en eerdere ervaringen significant bijdragen aan de ontwikkeling van a geestesziekte (hier: een angststoornis). Als men alle drie de gebieden beschouwt (leren ervaringen, neurobiologische reacties, individuele verschillen), kan worden aangenomen dat een combinatie van factoren kan worden gebruikt om het ontstaan ​​van een angststoornis (fobie) te verklaren.