Cervicale insufficiëntie

Cervicale insufficiëntie - in de volksmond cervicale zwakte genoemd - (synoniemen: istmocervicale insufficiëntie, incompetent hals, cervicale insufficiëntie, cervicale incompetentie, ICD-10-GM O34.3: moederzorg bij cervicale insufficiëntie) is een functioneel defect van de hals (baarmoeder nek). Het is een voorwaarde met voortijdige cervicale verkorting of cervicale opening tijdens zwangerschap met gelijktijdige centrering, verzachting en opening van de hals of cervicaal kanaal (baarmoederkanaal) onafhankelijk van de bevalling of andere oorzaken, waarvan het resultaat laat is abortus of vroegtijdige bevalling.

Het referentiepunt is de stabiliteit, functionele capaciteit of competentie of instabiliteit, functionele onbekwaamheid of incompetentie van de baarmoederhals. Het is dus een van de doorslaggevende oorzaken van laat abortus (miskraam in de periode van de 13e tot en met de 24e week van zwangerschap (SSW)) of vroeggeboorte, samen met vroegtijdige bevalling. Terwijl in het verleden de diagnose alleen post partum (na de geboorte) kon worden gesteld als anamnestisch criterium, omdat palpatiebevindingen (tactiele bevindingen) en voorwaarde na cerclage (chirurgische sluiting van de baarmoederhals) zijn niet betrouwbaar vergelijkbare parameters, vandaag vaginaal ultrageluid (echografie waarbij de transducer door de vagina wordt ingebracht) is een belangrijke stap vooruit in functionele diagnostiek. De beoordeling is niet meer zo afhankelijk van de examinator als bijvoorbeeld palpatie (palpatie). De cervicale lengte en vooral de breedte van de binnenste cervix kan op reproduceerbare wijze worden beoordeeld. Therapeutisch doorslaggevend is ook de beoordeling van het beloop van de ziekte.

De incidentie (frequentie van nieuwe gevallen) is niet precies bekend vanwege de uitgebreide subjectieve diagnostische en anamnestische onzekerheden. Het wordt momenteel geschat op 0.5-2%.

Het beloop en de prognose zijn afhankelijk van veelal onbekende variabelen (bijv. Latente ('verborgen') oplopende infecties, genetische of zwangerschap-gerelateerde bindweefsel veranderingen van de baarmoederhals, humorale of hormonale situatie) en therapeutische maatregelen (bijv. cerclage / cervicale wikkel, tocolyse / anti-retentie).