Bloedgasanalyse

Algemeen

In een bloed gasanalyse (afgekort: BGA) de concentraties van bepaalde gassen in het bloed worden gemeten. Deze gassen, waaronder zuurstof (O2) en kooldioxide (CO2), hebben een bepaalde partiële druk (pO2 en pCO2) in de bloed, die normaal gesproken stabiel zou moeten zijn en dus de vitaliteit van het organisme zou behouden. Daarnaast worden andere parameters bepaald, zoals de huidige zuurstofverzadiging in de bloed, de zuur-base evenwicht gebruikmakend van bicarbonaat (huidig ​​of standaard bicarbonaat (aHCO3 of SBC of StHCO3)) en basisafwijking (BE = baseoverschot) en de pH-waarde van het bloed.

De bicarbonaatwaarde en het basenoverschot worden niet direct gemeten, maar berekend en verwijzen altijd naar gestandaardiseerde waarden in het bloed (temperatuur: 37 °, pCO2: 40 mmHg, volledig verzadigd bloed). Bovendien is de hemoglobinewaarde, melk geven waarden of bloed suiker waarden kunnen worden bepaald tijdens een bloedgasanalyse. In bijzondere gevallen, bijv. Bij vermoeden van rookvergiftiging en dergelijke.

de BGA kan ook worden gebruikt om de concentratie van koolmonoxide of stikstof te bepalen. Algemene informatie vindt u onder: Bloedanalyse Bloedgasanalyse maakt deel uit van de standaard klinische diagnostiek op intensive care-afdelingen en wordt dagelijks (of meerdere keren per dag) uitgevoerd. Met name bij ernstige luchtwegaandoeningen kan het snel informatie geven over een toenemende verslechtering en kunnen snel de nodige maatregelen worden genomen. Bloedgasanalyse wordt ook regelmatig uitgevoerd wanneer Grensverkeer anesthesie.

Fysiologische achtergronden

Er moet altijd een constante concentratie waterstofionen in het bloed zijn en dus een stabiele pH-waarde van 7.36 - 7.44. Hiervoor beschikt het lichaam over meerdere buffersystemen waardoor overtollige waterstofionen kunnen worden uitgescheiden of, in geval van een tekort, waterstofionen kunnen worden vastgehouden. Het belangrijkste buffersysteem is het bicarbonaat evenwicht, die waterstofionen kunnen opnemen en vervolgens via koolzuur kunnen ontleden tot water en koolstofdioxide (dat wordt uitgeademd).

Bij gebrek aan waterstofionen kan de koolstofdioxide die constant in het lichaam wordt geproduceerd tijdens celademhaling echter ook worden gekoppeld aan water met behulp van enzymen of spontaan en dan reageren via de terugreactie op bicarbonaat en een waterstofion. Andere belangrijke buffersystemen zijn de hemoglobinebuffer, de fosfaatbuffer en de eiwitbuffer. De regulering van de pH-waarde in het bloed betreft dus het buffersysteem zelf, maar ook het uitademen van kooldioxide via de longen en de uitscheiding van waterstofionen via de nieren.

In dit regelcircuit zijn er daarom veel uitgangspunten die het systeem kunnen doen trillen als het zijn normale functie verliest. Zo zijn er stofwisselings (stofwisselings) stoornissen waarbij een onbalans van waterstofionen bestaat door een storing in de buffersystemen. Aan de andere kant zijn er ademhalingsgerelateerde (ademhalings) aandoeningen, waarbij sprake is van een verhoogde of verminderde uitademing van kooldioxide. Uiteraard kan er in beide systemen ook een storing zijn, hier spreken we van een gemengde stoornis.